Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 december 2024;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling gehouden op 2 januari 2025, alsmede de door mr. F.J.M. Tielemans overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen en de door mr. C.G. Huijsmans overgelegde en voorgedragen pleitnota.
2.De feiten
3.Het geschil
[gedaagde] betwist dat in de door hem gehuurde woning sprake is geweest van een illegale seksinrichting. Er is dan ook volgens hem geen sprake van een wijziging van de bestemming van het gehuurde, terwijl hem ook niet kan worden verweten dat hij zich niet als een goed huurder heeft gedragen. [gedaagde] is van mening dat Woongoed (te) weinig bewijsstukken heeft toegevoegd aan haar dagvaarding voor haar stellingen op die punten.
Hij wijst erop dat er slechts een mutatierapport is overgelegd waarin alleen een beschrijving is gegeven van wat er op 19 september 2024 in het gehuurde is aangetroffen, te weten een aantal bedden en voorwerpen. Verder bevat het rapport niets dat is gebaseerd op eigen waarneming van de verbalisanten. Daarnaast wijst hij erop dat, anders dan in het rapport is vermeld, slechts twee dames aanwezig waren van wie het vermoeden bestond dat zij als prostituee werkzaam waren. De derde aanwezige dame is de vriendin van [gedaagde] . Tegenover hem hebben de twee eerstbedoelde dames ontkend dat zij tegenover de politie zouden hebben verklaard dat zij als prostituee werkten. Zij zouden slechts hebben gezegd dat zij tijdelijk bij [gedaagde] logeerden. Volgens [gedaagde] was dat ook het geval. [gedaagde] betwist ook dat de politie op basis van een afspraak met de dames zou zijn langsgekomen. De politie heeft hard op de deur gebonkt en vervolgens heeft [gedaagde] de deur opengemaakt. Wanneer iemand op afspraak langs komt, zou die persoon niet zo hard op de deur bonken, aldus [gedaagde] . [gedaagde] heeft het bezoek van de politie daarom als een inval ervaren.
[gedaagde] betwist het spoedeisend belang van Woongoed bij de door haar gevraagde voorziening. Hij vermoedt dat Woongoed in deze situatie extra fel, omdat het gehuurde binnenkort wordt gesloopt. Woongoed zou, ingeval van een ontruiming, de verplichting om [gedaagde] een wettelijke verhuiskostenvergoeding te betalen, kunnen ontlopen.
4.De beoordeling
Ten derde is de kantonrechter van oordeel dat de stelling van [gedaagde] dat aan het bezoek van de politie aan zijn woning geen afspraak met een medewerker van de gemeente voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling vooraf is gegaan, niet kan worden gefundeerd op zijn stelling dat de politie ‘hard op de voordeur heeft gebonkt’. Desgevraagd heeft [gedaagde] deze stelling tijdens de mondelinge behandeling ook niet nader kunnen verduidelijken. Kortom: ook aan dit verweer gaat de kantonrechter daarom voorbij.