ECLI:NL:RBZWB:2025:205

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
11459502 VV EXPL 24-80 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning in verband met illegale prostitutie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 januari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woongoed Middelburg en een gedaagde partij, die in een sociale huurwoning illegale prostitutieactiviteiten zou hebben gefaciliteerd. De eisende partij, Woongoed, vorderde ontruiming van de woning, gelegen aan [adres] te [plaats], en stelde dat de gedaagde partij in strijd met de huurovereenkomst handelde door de woning bedrijfsmatig te gebruiken voor illegale prostitutie. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de gedaagde de woning niet overeenkomstig de bestemming had gebruikt en dat er sprake was van ernstige tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter wees de vordering van Woongoed toe, waarbij de gedaagde werd veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen en een dwangsom van € 250,00 per dag te betalen bij niet-nakoming, tot een maximum van € 5.000,00. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die in totaal € 944,71 bedroegen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van huurders om zich als goed huurder te gedragen en de gevolgen van illegale activiteiten in huurwoningen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11459502 \ VV EXPL 24-80
Vonnis in kort geding van 16 januari 2025
in de zaak van
STICHTING WOONGOED MIDDELBURG,
te Middelburg,
eisende partij,
hierna te noemen: Woongoed,
gemachtigde: mr. F.J.M. Tielemans,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. C.G. Huijsmans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 december 2024;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling gehouden op 2 januari 2025, alsmede de door mr. F.J.M. Tielemans overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen en de door mr. C.G. Huijsmans overgelegde en voorgedragen pleitnota.

2.De feiten

2.1.
Woongoed verhuurt vanaf 7 april 2017 de woning staande en gelegen aan [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde) aan [gedaagde] . De huurovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. De Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte, versie d.d. 1 juli 2016 (hierna: de huurvoorwaarden), zijn op de huurovereenkomst van toepassing verklaard.
2.2.
Op 19 september 2024 heeft het Districtelijk Interventieteam (DIT), in samenwerking met politieteams en rechercheurs van de AIVM in het gehuurde een controle uitgevoerd naar aanleiding van meldingen uit de buurt en van online seksadvertenties.
2.3.
De politie heeft ten aanzien van de bestuurlijke controle op 19 september 2024 een mutatierapport opgesteld. In dit rapport staat het volgende:
“Op donderdag 19 september 2024 waren [naam] en ik belast met een controle op illegale prostitutie. Deze controle was opgezet door verschillende gemeentes in samenwerking met de AVIM. Door middel van online advertenties is er door medewerkers van de gemeente contact gelegd en een afspraak gemaakt om seksuele handelingen te verrichten voor geld.
Toen wij ter plaatse kwamen bij [adres] in [plaats] voor een afspraak met een mogelijke sekswerker werd de deur open gedaan door bewoner van het pand. In de woning op de bovenverdieping waren er twee kamers ingedeeld als mogelijke werkkamers. Er stonden in beide kamers een tweepersoonsbed. Op 1 van de bedden lag een lingerie-set en op het nachtkastje lag een condoom. Verder was er in de woonkamer ook een bed aanwezig. Er waren 3 vrouwen aanwezig in de woning die hier niet stonden ingeschreven. Geen van de vrouwen was de Nederlandse taal machtig. Collega’s van de gemeente en [naam] hebben door middel van een tolk gesproken met de vrouwen.
(…)
De man, die later meneer [gedaagde] bleek te zijn, liet zijn telefoon zien aan een medewerkster van de gemeente. Op deze telefoon liet hij zijn WhatsApp account zien. Hij had twee verschillende accounts. Een hiervan was vermoedelijk zijn prive-app en de andere was vermoedelijk in gebruik voor prostitutiehuisvesting doeleinden. In deze gesprekken die de medewerkster van de gemeente heeft gezien waren er veel chats open met verschillende telefoonnummers met profielfoto’s van vrouwen. In deze chats stonden vragen wanneer ze weer een tijdje bij hem konden verblijven. [gedaagde] was erg zwijgzaam en verklaarde verder weinig. Hij vond niet dat hij een crimineel was door het huisvesten van de vrouwen, vermoedelijk sekswerkers. (…)
Naar aanleiding van een landelijke service module melding telefonisch contact gezocht met melder aangaande de prostitutie die plaats vindt op [adres] in [plaats] . Volgens melder vindt het de hele week plaats maar met name op vrijdag, zaterdag en zondag. Het begint in het weekend rond 13.00 uur en gaat door tot ’s avonds laat. De klanten komen via brandgang naar de achterzijde van de woning. Op dit moment zouden er 3 dames in de woning verblijven. Melder heeft de indruk dat ze daar ook slapen want soms komen ze met boodschappentassen thuis.”
2.4.
Op 7 oktober 2024 heeft de burgemeester van [plaats] een brief naar [gedaagde] gestuurd, waarin het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom (vanwege het overtreden van artikel 3.4 eerste lid van de APV) wordt aangekondigd. [gedaagde] heeft op deze brief niet gereageerd. Vervolgens heeft de burgemeester op 23 oktober 2024 de last onder dwangsom opgelegd.
2.5.
Op 9 oktober 2024 heeft Woongoed een brief naar [gedaagde] gestuurd, waarin zij hem vraagt om de huur vrijwillig op te zeggen. [gedaagde] heeft dit niet gedaan.

3.Het geschil

3.1.
Woongoed vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis te verlaten en te ontruimen en verlaten en ontruimd te houden met al het zijne en door afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Woongoed te stellen, zulks op straffe van een aan Woongoed te verbeuren dwangsom van € 250,00 per dag – een dagdeel daaronder begrepen – dat zij hiermee in gebreke blijven, zulks met een maximum van € 5.000,00;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding en de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
Woongoed legt – samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat zij een huurovereenkomst heeft gesloten met [gedaagde] . [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van deze huurovereenkomst door – in strijd met de bestemming van het gehuurde – de woning bedrijfsmatig te (laten) gebruiken voor illegale prostitutie. [gedaagde] handelt hiermee in strijd met de verplichting om zich als goed huurder te gedragen. Verder handelt [gedaagde] in strijd met de bestemming van het gehuurde, heeft hij geen extra inwonende vermeld, heeft hij het gehuurde in gebruik gegeven zonder toestemming van Woongoed, heeft hij overlast veroorzaakt en (in strijd met de algemene huurvoorwaarden) een bedrijf uitgeoefend vanuit het gehuurde.
Uit vaste rechtspraak blijkt dat in geval van illegale prostitutie in een huurwoning, sprake is van een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De aanwezigheid van een bordeel schaadt het imago van de woonwijk en de woonkwaliteit van die wijk. Het tolereren van prostitutieactiviteiten in en vanuit haar woningen is in strijd met de volkshuisvestelijke plicht die op Woongoed rust. Bovendien kan illegale prostitutie andere criminele activiteiten in de hand werken.
[gedaagde] kan op grond van artikel 7:219 BW ook aansprakelijk worden gesteld voor gedragingen van hen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden daarin bevinden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Woongoed.
[gedaagde] betwist dat in de door hem gehuurde woning sprake is geweest van een illegale seksinrichting. Er is dan ook volgens hem geen sprake van een wijziging van de bestemming van het gehuurde, terwijl hem ook niet kan worden verweten dat hij zich niet als een goed huurder heeft gedragen. [gedaagde] is van mening dat Woongoed (te) weinig bewijsstukken heeft toegevoegd aan haar dagvaarding voor haar stellingen op die punten.
Hij wijst erop dat er slechts een mutatierapport is overgelegd waarin alleen een beschrijving is gegeven van wat er op 19 september 2024 in het gehuurde is aangetroffen, te weten een aantal bedden en voorwerpen. Verder bevat het rapport niets dat is gebaseerd op eigen waarneming van de verbalisanten. Daarnaast wijst hij erop dat, anders dan in het rapport is vermeld, slechts twee dames aanwezig waren van wie het vermoeden bestond dat zij als prostituee werkzaam waren. De derde aanwezige dame is de vriendin van [gedaagde] . Tegenover hem hebben de twee eerstbedoelde dames ontkend dat zij tegenover de politie zouden hebben verklaard dat zij als prostituee werkten. Zij zouden slechts hebben gezegd dat zij tijdelijk bij [gedaagde] logeerden. Volgens [gedaagde] was dat ook het geval. [gedaagde] betwist ook dat de politie op basis van een afspraak met de dames zou zijn langsgekomen. De politie heeft hard op de deur gebonkt en vervolgens heeft [gedaagde] de deur opengemaakt. Wanneer iemand op afspraak langs komt, zou die persoon niet zo hard op de deur bonken, aldus [gedaagde] . [gedaagde] heeft het bezoek van de politie daarom als een inval ervaren.
[gedaagde] betwist het spoedeisend belang van Woongoed bij de door haar gevraagde voorziening. Hij vermoedt dat Woongoed in deze situatie extra fel, omdat het gehuurde binnenkort wordt gesloopt. Woongoed zou, ingeval van een ontruiming, de verplichting om [gedaagde] een wettelijke verhuiskostenvergoeding te betalen, kunnen ontlopen.
Indien hij in de woning mag blijven, is hij bereid mee te werken aan periodieke controles door Woongoed. Voor het geval de vordering van Woongoed tot ontruiming wordt toegewezen, voert [gedaagde] aan dat de door Woongoed gevorderde dwangsom moet worden afgewezen. Het risico dat er kosten verbonden zijn aan een ontruiming dient in eerste instantie bij Woongoed te blijven.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet – volgens vaste jurisprudentie – grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een (diepgaand) onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak gevorderd.
4.2.
Daarnaast kan de vordering in deze kort gedingprocedure alleen worden toegewezen als Woongoed daarbij een spoedeisend belang heeft. Volgens de kantonrechter is dat het geval. Het gaat hier om een sociale huurwoning. Naar algemeen bekend is, en door [gedaagde] ook niet is betwist, geldt dat voor dergelijke woningen lange wachtlijsten bestaan. Woongoed heeft de verplichting om te zorgen voor een rechtvaardige verdeling van de schaarse voorraad sociale huurwoningen en zij dient bij te dragen aan de leefbaarheid in de buurt waar haar woningen gelegen zijn. Het spoedeisende belang is daarmee gegeven.
4.3.
Uit de door Woongoed overgelegde brieven van de burgemeester van [plaats] en het mutatierapport van de politie is, naar het oordeel van de kantonrechter, in beginsel voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] in het gehuurde illegale prostitutieactiviteiten heeft gefaciliteerd en daarmee in strijd met zijn verplichtingen op grond van de huurovereenkomst met Woongoed heeft gehandeld. Ten aanzien van de door [gedaagde] aangevoerde verweren overweegt de kantonrechter als volgt.
4.4.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in zijn verweer dat Woongoed haar stelling dat de aan [gedaagde] verweten gedragingen onvoldoende zijn onderbouwd. Anders dan [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat het in het geding gebrachte mutatierapport van de politie in het kade van deze procedure een voldoende onderbouwing vormt. Naar zijn oordeel bestaat er ook geen enkele reden om aan de juistheid van de in dat mutatierapport weergegeven waarnemingen, die voldoende begrijpelijk zijn omschreven, te twijfelen. De omstandigheid dat de redactie van het rapport de indruk wekt dat de passage inzake de inhoud van de telefoon van [gedaagde] niet rechtstreeks door de betreffende politiemedewerkers is waargenomen maar door de tevens aanwezige gemeentelijke toezichthouders – die de betreffende waarneming dan kennelijk hebben gemeld aan de verbaliserende agent(en), doet daaraan niet af. [gedaagde] heeft ook niet (expliciet) betwist dat hij een tweetal WhatsApp-accounts in gebruik had op zijn telefoon, waarvan er één gesprekken bevatte waarin vrouwen [gedaagde] vroegen wanneer ze een tijdje bij hem zouden kunnen verblijven Ook wordt door [gedaagde] niet betwist dat hij ten tijde van de controle tegenover de politie slechts heeft verklaard dat hij vond dat hij geen crimineel was door het huisvesten van vrouwen.
Daar komt bij dat ook zonder de inhoud van de telefoon van [gedaagde] er voldoende aanwijzingen bestaan voor de aanwezigheid van een illegale seksinrichting, zoals de in het gehuurde aangetroffen voorwerpen, de verwijzing naar het adres van het gehuurde in de online seksadvertenties en de melding(en) van buurtbewoner(s). De kantonrechter acht niet geloofwaardig dat [gedaagde] , voor zover hij dat heeft willen betogen, niet op de hoogte is geweest van de activiteiten die de bij hem verblijvende dames in zijn woning ontplooiden. Temeer nu [gedaagde] ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat hij de betreffende dames niet (goed) kende, valt naar het oordeel van de kantonrechter ook weinig geloof te hechten aan de stelling van [gedaagde] dat de (twee) dames enkel bij hem logeerden.
4.5.
[gedaagde] heeft ook nog betwist dat de politie op 19 september 2024 is binnengetreden naar aanleiding van een online advertentie door een medewerker van de gemeente gemaakte afspraak om seksuele handelingen te verrichten voor geld met één van de dames die in de door [gedaagde] gehuurde woning verbleef. In de eerste plaats heeft de kantonrechter geen reden te twijfelen aan de inhoud van een door de politie opgemaakt mutatierapport, waarin dit is vermeld. Ten tweede is voor de beoordeling van de in dit geschil te beantwoorden vraag, te weten of [gedaagde] in zijn woning illegale prostitutie heeft laten plaatsvinden, niet van belang of de komst van de politie wel of niet vooraf is gegaan door een afspraak als hiervoor vermeld. Immers, het gaat erom wat de politie uiteindelijk ter plaatse heeft waargenomen en dat is wat er in het mutatierapport valt te lezen.
Ten derde is de kantonrechter van oordeel dat de stelling van [gedaagde] dat aan het bezoek van de politie aan zijn woning geen afspraak met een medewerker van de gemeente voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling vooraf is gegaan, niet kan worden gefundeerd op zijn stelling dat de politie ‘hard op de voordeur heeft gebonkt’. Desgevraagd heeft [gedaagde] deze stelling tijdens de mondelinge behandeling ook niet nader kunnen verduidelijken. Kortom: ook aan dit verweer gaat de kantonrechter daarom voorbij.
4.6.
[gedaagde] heeft voorts nog aangevoerd dat Woongoed door middel van de door haar gevorderde ontruiming van het gehuurde, mogelijk de verplichting wil ontlopen om aan [gedaagde] de wettelijke verhuiskostenvergoeding te betalen (op het moment dat het gehuurde zal worden gesloopt). Ten aanzien van dat verweer geldt dat dit niet meer is dan een ongefundeerde insinuatie van [gedaagde] . Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen aanleiding [gedaagde] in dat betoog te volgen.
4.7.
Woongoed heeft, samenvattend, naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aanknopingspunten verstrekt voor het (voorshands) oordeel dat [gedaagde] de woning niet overeenkomstig de bestemming heeft gebruikt en dat sprake is geweest van het (laten) gebruiken van de woning voor (illegale) prostitutie c.q. het zonder toestemming in gebruik geven van de woning aan derden. Dit zijn dermate ernstige tekortkomingen in de nakoming van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen dat naar verwachting een ontbinding van de huurovereenkomst in de bodemprocedure reeds op die grond gerechtvaardigd zal worden geacht. De vraag of [gedaagde] met het vorenstaande wel of niet ook overlast heeft veroorzaakt voor de omgeving – hetgeen [gedaagde] betwist – kan daarom buiten beschouwing worden gelaten.
De door Woongoed gevorderde ontruiming zal dan ook worden toegewezen. Ook de door Woongoed gevorderde dwangsom wordt toegewezen. De kantonrechter is met Woongoed van oordeel dat een dwangsom in dit geval een adequate prikkel tot nakoming vormt. Dit betekent dat [gedaagde] het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis dient te ontruimen, op straffe van een aan Woongoed te verbeuren dwangsom van € 250,00 per dag(deel) dat hij hiermee in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 5.000,00.
4.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woongoed worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,71
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
944,71

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te [plaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Woongoed zijn, en de sleutels af te geven aan Woongoed,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woongoed een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 944,71, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Boom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2025.