ECLI:NL:RBZWB:2025:2089

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
02-317038-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot verkrachting en aanranding van dochter, veroordeling voor poging tot aanranding

Op 11 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van poging tot verkrachting en aanranding van zijn dochter. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot verkrachting en de aanranding, maar heeft hem wel veroordeeld voor poging tot aanranding. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging van de ontuchtige handeling niet wettig en overtuigend bewezen was, en dat er geen bewijs was voor een voltooide aanranding. De verdachte heeft zich op 28 november 2023 schuldig gemaakt aan feitelijke handelingen die gericht waren op het dwingen van zijn dochter tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 93 dagen opgelegd, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De zaak is behandeld op de zitting van 28 maart 2025, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de conclusies van de psychiater en de reclassering meegenomen in haar oordeel over de strafbaarheid en de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-317038-23
vonnis van de meervoudige kamer van 11 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [plaats 1]
wonende aan [woonadres]
raadsvrouw mr. C.C.J. Mouwen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 maart 2025, waarbij de officier van justitie mr. M.P. de Graaf en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn eigen kind [slachtoffer] (hierna: ‘ [slachtoffer] ’) heeft geprobeerd te verkrachten, dan wel heeft aangerand of heeft geprobeerd aan te randen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak van het primair tenlastegelegde, omdat ook naar de uiterlijke verschijningsvorm, niet is vast te stellen dat verdachte van plan was om zijn dochter te verkrachten. Hij acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de subsidiair ten laste gelegde aanranding heeft gepleegd. Weliswaar acht hij de omschreven ontuchtige handeling in de tenlastelegging ('het aanraken van de billen van zijn dochter [slachtoffer] ') niet wettig en overtuigend bewezen, maar hij is wel van mening dat verdachte zijn dochter gedwongen heeft ontuchtige handelingen te dulden. De handelingen van verdachte, zoals omschreven achter de gedachtestreepjes, kunnen in onderlinge samenhang gekwalificeerd worden als seksueel van aard en in strijd met de sociaal-ethische norm. Daardoor is sprake van een voltooide aanranding.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor zowel de verkrachting als de aanranding, omdat het dossier daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. De poging tot aanranding kan wel wettig en overtuigend worden bewezen, zodat de verdediging zich voor dat feit refereert aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis wordt gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Tijdens de zitting is gebleken dat niet ter discussie staat dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich op 28 november 2023 samen met zijn dochter [slachtoffer] in hun woning aan de [woonadres] bevond en vervolgens de volgende feitelijke handelingen heeft verricht:
  • hij heeft de kamer betreden waar [slachtoffer] zich bevond;
  • hij heeft [slachtoffer] vastgepakt;
  • hij heeft [slachtoffer] op een bed geduwd;
  • hij heeft tegen [slachtoffer] gezegd: "Je wil toch oudere jongens nemen" althans vergelijkbare woorden;
  • hij heeft [slachtoffer] bij de nek vastgepakt;
  • hij heeft de broek en onderbroek van [slachtoffer] naar beneden getrokken;
  • hij heeft tegen [slachtoffer] gezegd: "Als je iets vertelt, dan vermoord ik je."
Verdachte heeft verklaard zich deze gedragingen niet meer te kunnen herinneren, maar dat de verklaringen van [slachtoffer] juist zijn.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of en hoe deze gedragingen juridisch gekwalificeerd kunnen worden binnen de grenzen van de tenlastelegging.
Poging verkrachting (primair)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot verkrachting van [slachtoffer] en zal verdachte daarvan vrijspreken. Nergens blijkt uit dat verdachte van plan was om zijn dochter te verkrachten en op basis van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte is er geen begin van uitvoering vast te stellen dat erop wijst dat verdachte wel die intentie had.
Aanranding (subsidiair)
Bij een voltooide aanranding moet worden bewezen dat een ontuchtige handeling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. In de tenlastelegging is de ontuchtige handeling expliciet omschreven als 'het aanraken van de billen van [slachtoffer] '. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat daarvoor het bewijs ontbreekt, omdat [slachtoffer] niet heeft verklaard dat verdachte haar billen heeft aangeraakt. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van de aanranding.
De achter de gedachtestreepjes omschreven handelingen zijn verfeitelijkingen van het geweld en/of de andere feitelijkheid en/of de bedreiging met geweld of andere feitelijkheid waarmee [slachtoffer] gedwongen zou zijn de eerder omschreven ontuchtige handeling te dulden. Hoewel de rechtbank de redenering van de officier van justitie begrijpt als dat die handelingen in onderlinge samenhang als (voltooide) ontuchtige handelingen zouden kunnen worden aangemerkt, biedt de tenlastelegging daarvoor niet de ruimte.
Poging aanranding (meer subsidiair)
Naar het oordeel van de rechtbank kan wel wettig en overtuigend bewezen worden dat de in het begin omschreven feitelijke handelingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht waren op (in ieder geval) het aanraken van de billen van [slachtoffer] . De poging aanranding kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
meer subsidiair
op 28 november 2023 te [plaats 2] ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf, om door geweld en een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het aanraken van de billen van die [slachtoffer] ,
-de kamer waar die [slachtoffer] zich bevond, heeft betreden en
-die [slachtoffer] heeft vastgepakt en
-die [slachtoffer] op een bed heeft geduwd en
-die [slachtoffer] dreigend heeft toegevoegd: “je wil toch oudere jongens nemen”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en
-de nek van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en
-de broek en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en
-die [slachtoffer] dreigend heeft toegevoegd: “Als je iets vertelt, dan vermoord ik je”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
Uitgaande van een bewezenverklaring van de voltooide aanranding vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke deel dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit een lagere gevangenisstraf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist, omdat zij uitgaat van een poging tot aanranding.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Terwijl de toen twaalfjarige [slachtoffer] haar pyjama aantrok in de slaapkamer van haar zus werd zij plotseling belaagd door verdachte, die daarbij zowel haar pyjamabroek als haar onderbroek naar beneden trok. Deze poging tot aanranding vond plaats in de gezinswoning, een plek die voor [slachtoffer] juist een veilige omgeving had moeten zijn. Bovendien was de dader haar vader, diegene die haar bij uitstek zou moeten beschermen. In plaats daarvan heeft verdachte haar gevoel van veiligheid op grove wijze geschonden. Dat hij op dat moment onder invloed was van alcohol maakt het feit niet minder ernstig. Het is vooral door het moedige verzet van [slachtoffer] dat het bij een poging aanranding is gebleven.
Met zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] ernstig aangetast. Ieder kind heeft recht op een veilige en gezonde ontwikkeling, ook op seksueel gebied. Verdachte heeft deze ontwikkeling doorkruist. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij het vertrouwen van zijn dochter in haar vader heeft geschonden. Daarnaast heeft hij ook het vertrouwen van [slachtoffer] moeder, zijn vrouw, ernstig geschaad. Zij mocht erop vertrouwen dat haar dochter bij haar vader veilig zou zijn.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verdachte is kort na het incident aangehouden en heeft bij de politie meteen verantwoordelijkheid genomen voor zijn afkeurenswaardige handelen. Hij kon zich één en ander slechts vaag herinneren Verdachte heeft direct verklaard dat zijn dochter zeker geen leugenaar is en dat wat zij heeft verklaard klopte. Na drie dagen is zijn voorarrest geschorst door de rechter-commissaris met een contact- en locatieverbod. Direct daarna heeft hij uit eigen beweging hulp gezocht en is hij in behandeling gegaan. Met ondersteuning van Veilig Thuis heeft hij geleidelijk het contact met zijn gezin en met [slachtoffer] hersteld. [slachtoffer] zelf heeft voor de zitting aangegeven dat zij niet wil dat haar vader naar de gevangenis gaat. Verdachte gebruikt geen alcohol meer en zegt zich hierdoor een ander mens te voelen. Inmiddels woont hij weer thuis en dat lijkt, na een heftige en zware tijd voor alle betrokkenen, goed te gaan.
Uit het strafblad van verdachte van 17 februari 2025 blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, maar niet voor soortgelijke feiten. Bij de strafbepaling zal de rechtbank daarom niet uitgaan van recidive.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 27 november 2024 van psychiater drs. [psychiater]. Volgens de psychiater is er bij verdachte sprake van: een paniekstoornis; een matige stoornis in alcoholgebruik; een matige stoornis in het gebruik van cocaïne en een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. De paniekstoornis is al enkele jaren onder controle door gebruik van medicatie. De overige stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde feit. Bovendien was er op dat moment sprake van intoxicatie door alcohol. In hoeverre de stoornissen in deze specifieke situatie van invloed zijn geweest, kan door de beperkte inzage in de innerlijke belevingswereld van verdachte niet volledig worden vastgesteld. De psychiater stelt dat de keuzevrijheid van verdachte om middelen te gebruiken op de dag van het ten laste gelegde feit werd beïnvloed door de reeds bestaande stoornissen. Deze stoornissen hadden als gevolg een afname van de zelfcontrole, van de reeds beperkte impulsbeheersing en van het beoordelingsvermogen, wat heeft bijgedragen aan het seksueel grensoverschrijdend gedrag. Indien het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend wordt bewezen, wordt geadviseerd om verdachte dit in licht verminderde mate toe te rekenen.
Op basis van de toegepaste risicotaxatie-instrumenten schat de psychiater het risico op recidive van seksueel grensoverschrijdend gedrag met grote terughoudendheid in als matig tot laag. Ter vermindering van dit risico heeft verdachte behandeling nodig, met name gericht op zijn verslavingsproblematiek en het herkennen en reguleren van zijn emoties. Voortzetting van de reeds gestarte behandeling bij Fivoor is aangewezen en ambulante behandeling wordt, gelet op het recidiverisico, voldoende veilig geacht. Geadviseerd wordt dan ook om een (deels) voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de psychiater worden gedragen door een inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt daarom de conclusies van de psychiater over en zal het bewezen verklaarde feit licht verminderd aan verdachte toerekenen.
De rechtbank houdt ook rekening met het reclasseringsrapport van 20 maart 2025. Volgens de reclassering is er bij verdachte geen sprake van een delictpatroon, maar geeft hij slechts in beperkte mate openheid over het ten laste gelegde feit. Hierdoor blijft onduidelijk welke factoren hebben geleid tot het seksueel grensoverschrijdende gedrag tegen zijn dochter. Hij heeft zich gehouden aan de voorwaarden van zijn schorsingstoezicht bij SVG Novadic-Kentron en komt zijn (behandel)afspraken na. Sinds juli 2024 is hij gestart met een ambulante behandeling bij Fivoor. Daarnaast gebruikt hij sinds zijn aanhouding geen middelen meer en verblijft hij (onder toezicht van Veilig Thuis) weer volledig bij zijn gezin. De reclassering schat het algemene recidiverisico en het risico op gewelddadig gedrag in als gemiddeld. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Dit heeft echter alleen meerwaarde als verdachte bereid is openheid van zaken te geven, zodat een gerichte behandeling kan worden ingezet ter verlaging van het recidiverisico. Mocht dit niet gebeuren, dan heeft de reclassering sterke twijfels over de meerwaarde van een dergelijk forensisch behandeltraject. Een alternatieve optie zou dan een straf zonder bijzondere voorwaarden zijn.
Straf
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie passend en geboden is. Dat de rechtbank niet de voltooide aanranding, maar de poging tot aanranding bewezen heeft verklaard, doet daar niet aan af. Bij beide gaat het om dezelfde verwerpelijke feitelijke gedragingen van verdachte. Dit betekent dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en onder de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Het voorwaardelijke strafdeel dient enerzijds als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen. Anderzijds biedt het hem de kans alsnog openheid van zaken te geven, zodat gerichte behandeling kan worden ingezet. De rechtbank vindt het namelijk verontrustend dat er geen duidelijke verklaring is gevonden waarom verdachte dit feit gepleegd heeft. Verdachte heeft zich bereid verklaard om zich aan de voorwaarden te houden en dus ook de behandeling voort te zetten.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 45 en 246 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde onder meer subsidiair bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
meer subsidiair: poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
1. dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij SVG reclassering Novadic-Kentron op het adres Jan Wierhof 14, 5017 JD te Tilburg op tel. nr. 013-5837500, en zich daarna gedurende de proeftijd op de door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat behandelen door Fivoor ambulant centrum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
4. dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
van rechtswege gelden voorts als voorwaarden:
5. dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
6. dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.C.S. Jurres-Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 april 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 28 november 2023 te [plaats 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid zijn kind [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
-de kamer waar die [slachtoffer] zich bevond heeft betreden en/of
-die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of
-die [slachtoffer] op een bed heeft geduwd en/of
-die [slachtoffer] dreigend toegevoegd: "je wil toch oudere jongens nemen", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-de nek van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of
-de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] (gedeeltelijk) naar beneden heeft getrokken en/of
-de billen van die [slachtoffer] heeft betast en/of
-die [slachtoffer] dreigend heeft toegevoegd: "Als je iets vertelt, dan vermoord ik je" terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 242 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 november 2023 te [plaats 2] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het aanraken van de billen van die [slachtoffer] en bestaande het geweld en/of andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of andere feitelijkheid, hieruit dat hij, verdachte,
-de kamer waar die [slachtoffer] zich bevond heeft betreden en/of
-die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of
-die [slachtoffer] op een bed heeft geduwd en/of
-die [slachtoffer] dreigend toegevoegd: "je wil toch oudere jongens nemen", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-de nek van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of
-de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] (gedeeltelijk) naar beneden heeft getrokken en/of
-die [slachtoffer] dreigend heeft toegevoegd: "Als je iets vertelt, dan vermoord ik je";
(art 246 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 november 2023 te [plaats 2] , ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het aanraken van de billen van die [slachtoffer]
-de kamer waar die [slachtoffer] zich bevond heeft betreden en/of
-die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of
-die [slachtoffer] op een bed heeft geduwd en/of
-die [slachtoffer] dreigend heeft toegevoegd: “je wil toch oudere jongens nemen”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-de nek van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of
-de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] (gedeeltelijk) naar beneden heeft getrokken en/of
-die [slachtoffer] dreigend heeft toegevoegd: “Als je iets vertelt, dan vermoord ik je”
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 246 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)