Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[naam]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 11 km per uur harder dan toegestaan op een (auto)weg buiten de bebouwde kom. De overtreding vond plaats op de Philipsweg te Oostburg op 11 mei 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.
Betrokkene voerde aan dat hij de gedraging niet had verricht en dat er geen bebording was die de toegestane snelheid aangaf. De kantonrechter oordeelde echter dat de betrokkene onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie stelde dat de verbalisant ter plaatse was en de bebording had gecontroleerd. De kantonrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de aanwezigheid van de bebording en dat de officier van justitie geen nader onderzoek hoefde te doen.
De kantonrechter verwierp de argumenten van betrokkene en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. W.H.C. van Eck, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de vereisten wordt voldaan.