Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Segeerssingel te Middelburg op 12 augustus 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, omdat de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om gehoord te worden door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. Daarnaast was er een overschrijding van de redelijke termijn, waardoor de kantonrechter besloot de boete te matigen. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep gedeeltelijk gegrond, wijzigde de beslissing van de officier van justitie en droeg deze op om het teveel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen.