Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. Deze verklaarde het beroep ongegrond, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 21 februari 2025, waar zowel de gemachtigde van de betrokkene als de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren, is de zaak behandeld.
De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het geven van signalen op de Bloemenlaan te Vlissingen op 6 december 2022. De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat de verklaring van de verbalisant onvoldoende was om de boete te rechtvaardigen. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht om gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep, met de argumentatie dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was en dat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant, maar erkende ook dat de redelijke termijn was overschreden. Hierdoor werd de boete met 25% gematigd. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 907,00. De uitspraak werd openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier.