Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de A58 bij Arnemuiden op 3 november 2022. De betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, Boete.nu, heeft het beroep ingediend.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht, en dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat er sprake is van een schending van de hoorplicht, omdat de officier van justitie de gemachtigde en de betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is. De kantonrechter heeft de boete weliswaar terecht opgelegd, maar heeft deze gematigd met 25% vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De uiteindelijke boete is vastgesteld op € 262,50, met een proceskostenvergoeding van € 907,00 voor de betrokkene.
De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in administratieve procedures en de noodzaak om de redelijke termijn van behandeling te respecteren. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd en de betrokkene recht gegeven op terugbetaling van een te veel betaalde zekerheidstelling.