Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[naam]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 11 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Sloeweg te Vlissingen op 15 mei 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, omdat hij op een ritsstrook reed en moest accelereren om een andere auto in te halen, wat volgens hem een onveilige verkeerssituatie zou hebben voorkomen.
De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat uit de stukken in het dossier, met name de verklaring van de verbalisant en de foto’s, voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, heeft plaatsgevonden. De kantonrechter benadrukte dat in zaken op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende is voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten en omstandigheden zijn die aan de juistheid van die verklaring twijfelen. De kantonrechter zag geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en concludeerde dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep werd ongegrond verklaard.
De uitspraak werd gedaan door mr. W.H.C. van Eck, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels, en werd openbaar uitgesproken. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.