ECLI:NL:RBZWB:2025:2125

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
11117155 MB VERZ 24-399
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke bebording

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het parkeren van een voertuig op een plek waar dat volgens de officier van justitie niet was toegestaan. Betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat hij van mening was dat de gedraging niet had plaatsgevonden. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat het voertuig in een parkeervak stond en dat er geen bewijs was van de aanwezigheid van de bebording die het parkeerverbod aangaf. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de officier van justitie geen nadere stukken heeft overgelegd waaruit de aanwezigheid van de bebording blijkt. Hierdoor kon niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de gedraging was verricht. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, vernietigd. Tevens is de officier van justitie opgedragen het betaalde bedrag aan zekerheid terug te betalen aan betrokkene en zijn de proceskosten van betrokkene vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 11117155 \ MB VERZ 24-399
CJIB-nummer : 3062 5422 5178 9826
uitspraakdatum : 21 februari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde] (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 februari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)) op de Dam te Middelburg op 10 augustus 2022 om 18:43 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Zoals zichtbaar op de fotografische opnamen in het zaaksoverzicht, stond het voertuig van betrokkene in een parkeervak geparkeerd. Dit is niet in strijd met het parkeerverbod. Betrokkene stelt dat parkeren op een plek die kan worden aangeduid als een ander weggedeelte in de zin van Artikel 10 RVV niet in strijd is met het parkeerverbod, nu het parkeerverbod zich slechts uitstrekt tot de weg zoals in de zin van Artikel 65 lid 2 RVV j.o. het Verdrag van Wenen inzake verkeerstekens. Het uitbreiden van een E1-bord naar de parkeerstroken is simpelweg niet mogelijk. Nu de rechtsgrond ontbreekt, is het opleggen van de sanctie niet gerechtvaardigd. De sanctiebeschikking dient te worden vernietigd. Subsidiair verzoekt gemachtigde de sanctie met 25% te matigen, daar betrokkene in het administratief beroep niet gehoord is. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde hieraan verder niets toegevoegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het voertuig van betrokkene stond in een vak geparkeerd en er zijn geen (nadere) stukken waaruit de aanwezigheid van de bebording blijkt. Hierdoor kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat de officier van justitie geen (nadere) stukken heeft overgelegd waaruit de aanwezigheid van bebording blijkt.
Hierdoor kan de kantonrechter niet vaststellen of er sprake was van deugdelijke bebording ten tijde van de vermeende gedraging. Dit betekent dat niet met voldoende zekerheid vast staat dat de gedraging is verricht. Het beroep is dan ook gegrond.
De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 907,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 907,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: