Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring, specifiek bord C 8 van bijlage I RVV 1990, op de Rijksweg N57 te Burgh-Haamstede op 17 december 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 21 februari 2025 heeft betrokkene aangevoerd dat hij geen bord C 8 heeft gepasseerd en dat de situatie onwerkbaar is door de plaatsing van slagbomen door Rijkswaterstaat. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren, omdat de feitcode die aan de boete was gekoppeld niet juist was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verbalisant feitcode R555 had moeten gebruiken in plaats van R556, wat leidde tot onduidelijkheid over de boete.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat de gedraging niet voldoende was vastgesteld. Het beroep is gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd zijn vernietigd. Tevens is bepaald dat het bedrag van € 119,- dat betrokkene als zekerheid heeft betaald, door de officier van justitie moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door kantonrechter W.H.C. van Eck, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.