ECLI:NL:RBZWB:2025:2127

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
11156186 MB VERZ 24-473
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een gesloten verklaring op de Capelleweg te Kruiningen op 12 juni 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 21 februari 2025 heeft de gemachtigde van betrokkene, die optrad namens Verkeersboete.nl, aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden. Betrokkene stelde dat hij door een omleiding de Capelleweg was ingereden en dat veel automobilisten in dezelfde veronderstelling verkeerden. De gemachtigde verwees naar artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en stelde dat er een reële mogelijkheid tot staandehouding had moeten zijn, waardoor de boete ten onrechte op kenteken was opgelegd.

De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht het beroep gegrond te verklaren, maar gaf aan dat er onvoldoende duidelijkheid in het dossier was. De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging was verricht, omdat het dossier onvoldoende duidelijkheid bood. Hierdoor werd de boete ten onrechte opgelegd en verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond. De beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, werden vernietigd. Betrokkene kreeg het betaalde bedrag van € 119,- terug en de officier van justitie werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 1.230,50 bedroegen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 11156186 \ MB VERZ 24-473
CJIB-nummer : 4062 5422 5896 1208
uitspraakdatum : 21 februari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde] (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 februari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen op de Capelleweg te Kruiningen op 12 juni 2023 om 12:20 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat hij door de afsluiting van de Zanddijk middels een omleiding de Capelleweg is ingereden. Zoals betrokkene en de verbalisant stellen waren veel automobilisten in de veronderstelling dat ze op deze manier hun weg konden vervolgen. Betrokkene kan de gedraging niet worden verweten. Gemachtigde verwijst naar artikel 5 Wahv en stelt dat er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond, zodat ten onrechte is bekeurd op kenteken. De door de verbalisant gegeven verklaring is in zijn algemeenheid onvoldoende. Gemachtigde verwijst hiervoor naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2020:8163). Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan verder niets toegevoegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De zittingsvertegenwoordiger heeft een aanvullend proces-verbaal opgevraagd, waarin de verbalisant een toelichting geeft op de situatie ter plaatse en ingaat op het verweer van betrokkene. Hier is echter geen reactie op gekomen. Het dossier biedt op dit moment onvoldoende duidelijkheid. Gelet hierop kan de gedraging niet worden vastgesteld.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat het dossier onvoldoende duidelijkheid biedt. Daarom is de officier van justitie in de gelegenheid gesteld hierover een aanvullend proces-verbaal op te laten maken.
Nu er geen aanvullend proces-verbaal is gekomen, is de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 1.230,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 119,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.230,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: