Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op een trottoir, voetpad, fietspad, brom/fietspad of ruiterpad op de Bleekveld te Goes op 18 februari 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 21 februari 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig om het standpunt van de officier van justitie te verdedigen.
Betrokkene voerde in zijn beroepschrift aan dat de boete niet redelijk was, omdat de bebording op de locatie scheef stond, waardoor hij niet goed kon zien wat er op het bord vermeld stond. De zittingsvertegenwoordiger stelde dat het zaaksoverzicht geen gedetailleerde gedragingen bevatte en dat er om proceseconomische redenen geen aanvullend proces-verbaal was opgevraagd. Hierdoor kon de gedraging niet voldoende worden vastgesteld.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant in het zaaksoverzicht onvoldoende was en dat er geen aanvullende stukken waren overgelegd door de officier van justitie die de deugdelijkheid van de bebording konden aantonen. Hierdoor stond niet met voldoende zekerheid vast dat de gedraging had plaatsgevonden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het bedrag van € 159,- dat betrokkene als zekerheid had betaald, terug te betalen.