ECLI:NL:RBZWB:2025:2130

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
11188171 MB VERZ 24-532
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke gedraging en schending van de hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig op de Kerkhof te Zierikzee op 22 september 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 21 februari 2025 was de gemachtigde van betrokkene, Boete.nu, niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de standpunten van beide partijen gehoord. De gemachtigde voerde aan dat er ten onrechte geen staandehouding heeft plaatsgevonden, terwijl betrokkene twee keer langsgereden was. Tevens werd er een schending van de hoorplicht aangevoerd, omdat de officier van justitie de gelegenheid had geboden om schriftelijk verder aan te vullen, wat volgens de gemachtigde niet gelijkstaat aan een hoorzitting.

De zittingsvertegenwoordiger verzocht het beroep gegrond te verklaren, omdat de verbalisant niet meer in dienst was en er onvoldoende duidelijkheid in het dossier was over de mogelijkheid tot staandehouding. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond, waardoor de boete ten onrechte aan de kentekenhouder was opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en droeg de officier op het betaalde bedrag van € 259,- aan betrokkene terug te betalen. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 1.230,50 bedroegen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 11188171 \ MB VERZ 24-532
CJIB-nummer : 7062 5422 5275 7816
uitspraakdatum : 21 februari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde] (Boete.nu)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 februari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- snorfietser onnodig geluid veroorzaken op de Kerkhof te Zierikzee op 22 september 2022 om 13:39 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat er ten onrechte geen staandehouding heeft plaatsgevonden. Betrokkene is immers twee keer langsgereden. Ten slotte merkt gemachtigde op dat er sprake is van schending van de hoorplicht nu de officier van justitie gemachtigde de gelegenheid heeft geboden om de gronden schriftelijk verder aan te vullen. Volgens eiser kan dit namelijk niet gekwalificeerd worden als een hoorzitting als bedoeld in artikel 7:16 Awb. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De zittingsvertegenwoordiger heeft een aanvullend proces-verbaal opgevraagd, waarin de verbalisant een toelichting geeft op de mogelijkheid tot staandehouding en ingaat op het verweer van betrokkene. Echter is de betreffende verbalisant niet meer in dienst en geeft het dossier onvoldoende duidelijkheid. Gelet hierop kan de gedraging niet worden vastgesteld.

Overwegingen

Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaaksoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat betrokkene met hoge snelheid wegreed. Ongeveer tien minuten later kwam betrokkene nogmaals langsrijden. Verbalisant stak hierop zijn hand uit en probeerde een stopteken te geven aan betrokkene. Verbalisant zag dat betrokkene keek en opnieuw zijn snelheid omhoog schroefde. Hierop reed betrokkene opnieuw weg. Nu er niet duidelijk is of verbalisant in of op een voertuig/fiets reed of te voet was, kan onvoldoende worden vastgesteld dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. Daarom is de officier van justitie in de gelegenheid gesteld hierover een aanvullend proces-verbaal op te laten maken.
Nu er geen aanvullend proces-verbaal is gekomen, is de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende duidelijk is geworden dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding bestond. De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 1.230,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 259,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.230,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: