Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op een trottoir, voetpad, fietspad, brom/fietspad of ruiterpad in Het Groene Woud te Middelburg op 16 juli 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 21 februari 2025 heeft betrokkene aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden, omdat het gebied waar hij reed niet als voetpad of voetgangersgebied was aangeduid. Betrokkene stelde dat het stuk waar hij reed een verlengde van de parkeerplaats was, zonder duidelijke indicatie van een voetgangersgebied. Hij voegde hieraan toe dat het rijden op de vermeende pleeglocatie noodzakelijk was voor de bevoorrading van zijn winkel. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, heeft het verzoek gedaan om het beroep gegrond te verklaren, wijzend op de onduidelijke situatie en het ontbreken van een aanvullend proces-verbaal.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden, omdat het dossier onvoldoende duidelijkheid bood. Aangezien er geen aanvullend proces-verbaal is ingediend, concludeerde de kantonrechter dat de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep van betrokkene is gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd zijn vernietigd. Tevens is bepaald dat het bedrag van € 169,- dat betrokkene als zekerheid heeft betaald, door de officier van justitie moet worden terugbetaald.