ECLI:NL:RBZWB:2025:2139

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
02-026776-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel binnendringen bij een persoon in staat van verminderd bewustzijn

Op 14 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 januari 2023 in Altena seksuele handelingen heeft gepleegd met een aangeefster die in een toestand van verminderd bewustzijn verkeerde. De verdachte, die op dat moment 22 jaar oud was, heeft zonder toestemming van de aangeefster haar borsten en vagina betast en is met zijn vingers in haar vagina gegaan terwijl zij sliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van de aangeefster betrouwbaar is, ondersteund door DNA-bewijs dat op de slip van de aangeefster is aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit van seksueel binnendringen en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en behandeling bij GGZ. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 2.976,48 aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-026776-24
vonnis van de meervoudige kamer van 14 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2000, te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. G.J. van Oosten, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging in de persoon van mr. P. Metgod, waarnemend voor mr. Van Oosten, hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
met zijn vingers in de vagina van [aangeefster] heeft gezeten, terwijl zij lag te slapen, en/of toen haar borsten en vagina zou hebben betast.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan. De aangifte is consistent en betrouwbaar en vindt ondersteuning in het aangetroffen DNA van verdachte aan zowel de linker als rechter binnenzijde van de tailleband van de slip van aangeefster.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. Naast de aangifte is er geen of onvoldoende (steun)bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. Tevens geldt, aldus de verdediging, dat bij verdachte (voorwaardelijk) opzet op de ten laste gelegde seksuele handelingen ontbreekt, nu hij geen enkele relevante herinnering van die bewuste nacht heeft.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Het juridisch kader
In zedenzaken doet zich vaak de situatie voor dat bij het incident maar twee personen aanwezig waren, namelijk de aangever en de verdachte. Veelal staat de beschuldigende verklaring van de aangever tegenover de ontkennende verklaring van de verdachte. Rechtstreekse getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Wanneer de verdachte ontkent, is er maar één getuige van de relevante handelingen zelf, namelijk de aangever.
In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat de rechter het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige. Ook als die verklaring betrouwbaar wordt geacht, is die enkele verklaring onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Er moet dus meer bewijs zijn; iets dat die verklaring ondersteunt. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de belastende verklaring worden genoemd ondersteuning vindt in één of meer bewijsmiddelen. Het ondersteunende bewijsmateriaal mag bovendien niet in een te ver verwijderd verband staan tot de verklaring van de aangever en moet tevens uit een andere bron komen.
Op basis van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in bijlage II staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [aangeefster] en verdachte op 15 januari 2023 na een feest bij een gezamenlijke vriendin aldaar zijn blijven logeren. Aangeefster ging rond 3:00 uur naar bed. Verdachte ging ongeveer een uur later slapen. Hem werd een slaapplek gewezen op dezelfde kamer als aangeefster en hij heeft daar ook geslapen.
Volgens aangeefster werd zij rond 6:00 uur wakker toen zij een hand op haar borst en vingers in haar vagina voelde. Op dat moment, zo geeft zij aan, verstijft zij. Als degene die aan haar zit, kort daarna de kamer verlaat en naar het toilet gaat, herkent zij hem als verdachte. Aangeefster is toen ongezien het huis uitgevlucht en heeft buiten in haar auto de politie gebeld.
Verdachte geeft aan vanaf het moment dat hij naar bed is gegaan tot het moment dat hij de volgende dag rond 12:00 uur wakker wordt, geen enkele herinnering te hebben aan die nacht behalve dat hij, toen het nog donker was, een keer naar het toilet is gegaan.
Betrouwbaarheid aangifte
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar. Aangeefster heeft concreet, gedetailleerd en consistent verklaard. Zij heeft direct na het incident – rond 6:55 uur – contact gezocht met de politie. Wat zij daar tegen de politie heeft verklaard over de seksuele handelingen die verdachte bij haar gepleegd zou hebben, komt overeen met hetgeen zij later tijdens het informatieve gesprek en haar aangifte heeft verklaard. Bovendien heeft zij korte tijd nadat zij de politie had ingelicht ook haar moeder geappt en haar op de hoogte gesteld van hetgeen was voorgevallen. Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster weegt de rechtbank nog mee dat de moeder van aangeefster heeft verklaard dat toen aangeefster thuiskwam zij moest huilen en heel overstuur was.
Van belang is voorts dat verdachte op enkele punten overeenkomstig aangeefster heeft verklaard over die nacht. Aangeefster geeft aan dat zij samen met verdachte op de kamer sliep en dat beaamt verdachte. Verdachte zou ten tijde van het incident, voor zover aangeefster zich kan herinneren, alleen een onderbroek hebben gedragen en zou, nadat hij aan haar had gezeten, toen het nog donker was, de trap zijn afgegaan naar het toilet op de benedenverdieping. Verdachte verklaart overeenkomstig; hij is in het donker naar beneden gegaan, naar het toilet, en toen hij wakker werd had hij alleen zijn onderbroek aan.
Tot slot draagt het alerte handelen van aangeefster na het incident naar het oordeel van de rechtbank bij aan de geloofwaardigheid van haar verklaring. Zij heeft direct de politie ingeschakeld en heeft zich niet gewassen.
Dit alles maakt dat de rechtbank geen reden heeft om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen.
Steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de aangifte voldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals hierboven aangehaald.
Daarnaast is op de slip die aangeefster die nacht droeg, op twee plaatsen DNA van verdachte aangetroffen, te weten op de binnenkant van de tailleband, zowel aan de linker- als aan de rechterzijde. De plaatsen waar deze DNA-sporen zijn aangetroffen, passen bij de door aangeefster gegeven verklaring dat, toen zij ging slapen, zij een slip aan had en dat toen zij wakker werd de slip zich halverwege haar knieën bevond en verdachte met zijn vingers in haar vagina zat. De specifieke plaats van het aantreffen van de DNA-sporen, te weten aan de binnenzijde van de tailleband, sluiten aan bij het scenario dat verdachte degene is geweest die de slip van aangeefster naar beneden heeft getrokken. De door de verdediging aangedragen scenario’s, dat het DNA van verdachte via het beddengoed of via de sokken van verdachte op de slip terecht zou zijn gekomen, acht de rechtbank zeer onwaarschijnlijk, alleen al gezien het gegeven dat het DNA zowel aan de linker- als aan de rechterzijde aan de
binnenkant van de tailleband is gevonden.
Nu er voldoende steunbewijs is voor de aangifte en de rechtbank de aangifte bovendien betrouwbaar acht, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte seksuele handelingen, waaronder seksueel binnendringen, heeft verricht bij aangeefster.
Opzettelijk handelen
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte handelde met opzet.
Aangeefster verklaart dat zij wakker wordt terwijl zij op haar linkerschouder en buik ligt met haar rug naar verdachte en hij met één hand onder haar door aan haar linkerborst zit en met zijn andere hand via de achterkant met twee vingers in haar vagina zit.
De rechtbank overweegt dat het betasten van de borst en het gelijktijdig met de vingers binnendringen van de vagina op de door aangeefster geschetste wijze seksuele handelingen zijn die niet anders kunnen worden uitgelegd dan opzettelijk te zijn begaan.
Dat verdachte de door hem verrichte seksuele handelingen niet kan of wil herinneren maakt dit niet anders. Weliswaar heeft verdachte ter zitting aangegeven onder invloed van drank wel vaker dingen te vergeten en die bewuste avond meer dan normaal gedronken te hebben, maar dit zijn door hem zelf veroorzaakte omstandigheden, waarvoor hij verantwoordelijk is.
Seksueel binnendringen bij een persoon in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht.
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 243 (oud) Wetboek van Strafrecht moet worden beoordeeld of aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht. Ook moet worden beoordeeld of de verdachte wetenschap had van die toestand. Voorwaardelijk opzet is hiervoor voldoende. Volgens vaste rechtspraak wordt onder lichamelijke onmacht verstaan een toestand van fysieke weerloosheid die zijn oorzaak vindt in een bij het slachtoffer zelf bestaand lichamelijk onvermogen tot handelen. Vaste slaap valt hieronder. De situatie van sluimering in aanloop naar of die volgt op een vaste slaap vormt een toestand van verminderd bewustzijn. Aangeefster heeft verklaard dat zij lag te slapen en wakker werd door de handelingen van verdachte op het moment dat hij zijn vingers in haar vagina had. Dit betekent dat aangeefster tijdens de seksuele handelingen van verdachte zowel in een toestand van vaste slaap als van sluimering volgend op vaste slaap verkeerde. De rechtbank acht dan ook de staat van verminderd bewustzijn en van lichamelijke onmacht bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door zonder enige vorm van communicatie en zonder nader onderzoek naar de staat van bewustzijn van aangeefster over te gaan tot genoemde seksuele handelingen, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij toen sliep of in een verminderde staat van bewustzijn verkeerde. Daarbij is van belang dat er eerder die avond of verder daarvoor geen sprake is geweest van enige seksuele interesse in elkaar, zo geven aangeefster en verdachte allebei aan.
Nu vaststaat dat verdachte – kort gezegd – opzettelijk seksueel is binnengedrongen bij [aangeefster] en haar heeft betast aan haar borsten en vagina, terwijl zij sliep en sluimerde, zal de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen verklaren.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair:
op 15 januari 2023 te [plaats], gemeente Altena, met [aangeefster], van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van, verminderd bewustzijn en lichamelijke onmacht verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], te weten,
- het brengen van zijn vingers in de vagina van die [aangeefster], en
- het betasten van de borsten en vagina van die [aangeefster].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd, te weten de meldplicht en ambulante behandeling bij GGZ Breeburg of een soortgelijke zorgverlener .
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring acht de verdediging een taakstraf met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen en betasten van [aangeefster], terwijl zij sliep en/of sluimerde. Dit gebeurde na een feest van iemand uit een gezamenlijke vriendengroep. Verdachte en aangeefster bleven beiden logeren in het huis van de vriendin die het feest gaf en zij sliepen op dezelfde kamer. Verdachte heeft bewust misbruik gemaakt van de omstandigheid dat het slachtoffer sliep. Terwijl zij sliep, heeft hij haar borsten en vagina betast en is hij met zijn vingers in haar vagina gegaan. Zij werd wakker omdat zij zijn vingers in haar voelde en er een hand op haar borst lag. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij deze handelingen zonder toestemming en in een toestand van slaap/sluimeren heeft gepleegd. Aangeefster kon daardoor niet protesteren noch zich verweren tegen zijn handelingen. Hiermee heeft verdachte op een grove manier inbreuk gemaakt op de lichamelijke, psychische en seksuele integriteit van het aangeefster. De grote impact van het handelen van verdachte op aangeefster blijkt eens temeer uit haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in beginsel bij het seksueel binnendringen bij iemand die slaapt, uitgaande van de landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging voor verkrachting, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur het uitgangspunt dient te zijn.
Echter in deze zaak ziet de rechtbank aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en wel om de volgende redenen.
Verdachte was ten tijde van het delict 22 jaar. Hij is niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten. Uit de rapportage van de reclassering van 12 maart 2025 blijkt dat verdachte al geruime tijd, ook voorafgaand aan het delict, weinig stabiliteit kent op het vlak van psychosociaal functioneren, hetgeen ook invloed heeft op andere leefgebieden, zoals het ontbreken van een stabiele dagbesteding. Verdachte heeft een hulpverleningsgeschiedenis en wordt op dit moment nog begeleid door de [stichting] bij het toewerken naar en behouden van een dagbesteding. De huidige verdenking heeft de geboekte vooruitgang in de begeleiding voor langere tijd ‘on hold’ gezet, zo wordt vanuit de [stichting] aangegeven. De conclusie van de reclassering dat verdachte een kwetsbare persoon is, heeft de rechtbank bevestigd gezien ter zitting. De rechtbank ziet, gelet op het bovenstaande, in het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een te groot risico op onomkeerbare negatieve gevolgen voor het psychosociaal functioneren van verdachte in de toekomst, hetgeen ook niet in het belang van de samenleving is.
In strafverminderende zin weegt de rechtbank daarnaast mee dat sprake is van een groot tijdsverloop sinds het plegen van het feit en dat verdachte sindsdien niet meer in beeld is geweest bij politie of justitie voor soortgelijke feiten.
In het nadeel van verdachte weegt mee dat hij tot op de zitting – ondanks het aangetroffen DNA – geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en vasthoudt aan het zich niets meer kunnen herinneren. De rechtbank gelooft verdachte op dit punt niet en vindt zijn houding in deze zeer pijnlijk voor het slachtoffer.
Alles afwegend acht de rechtbank passend en geboden dat verdachte wordt veroordeeld tot de maximale taakstraf van 240 uren. Daarnaast legt de rechtbank een gevangenisstraf van 180 dagen op, waarvan, gelet op het bepaalde in artikel 22b Wetboek van Strafrecht, het onvoorwaardelijk deel beperkt wordt tot één dag. De rechtbank zal daarnaast, gelet op de problematiek en de persoon van verdachte, de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster] vordert een schadevergoeding van € 5.476,48 voor onderhavig feit.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 2.976,48, waarvan € 476,48 materiële schade en € 2.500,= immateriële schade alsmede de wettelijke rente. De rechtbank wijst de immateriële schade toe tot een bedrag van € 2.500,= gelet op de hoogte van immateriële schadevergoedingen in soortgelijke strafzaken. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn en lichamelijke onmacht verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland te Breda meldt, na het maken van een afspraak via telefoonnummer: 088-8041505. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Mocht uit het onderzoek blijken dat er geen sprake is van een problematische persoonlijkheidsdynamiek kan de uitvoering van het toezicht worden beëindigd;
* dat verdachte wordt verplicht tot diagnostisch onderzoek en het volgen van behandeling door GGZ Breeburg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
van rechtswege gelden als bijzonder voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangeefster]van
€ 2.976,48, waarvan € 476,48 aan materiële schade en € 2.500,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangeefster], € 2.976,48te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
39 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Boogert, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en
mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 april 2025.
De griffier is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 15 januari 2023 te [plaats], gemeente Altena, althans Nederland,
met [aangeefster], van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid,
verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster],
te weten,
- het meermalen, althans eenmaal, brengen van zijn vingers in de vagina van die [aangeefster], en/of
- het betasten van de borsten en/of vagina van die [aangeefster];
(Artikel art 243 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 januari 2023 te [plaats], gemeente Altena, althans Nederland,
met [aangeefster], van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid,
verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de borsten en/of
vagina van die [aangeefster];
(Artikel art 247 Wetboek van Strafrecht)