4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Het juridisch kader
In zedenzaken doet zich vaak de situatie voor dat bij het incident maar twee personen aanwezig waren, namelijk de aangever en de verdachte. Veelal staat de beschuldigende verklaring van de aangever tegenover de ontkennende verklaring van de verdachte. Rechtstreekse getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Wanneer de verdachte ontkent, is er maar één getuige van de relevante handelingen zelf, namelijk de aangever.
In artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat de rechter het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige. Ook als die verklaring betrouwbaar wordt geacht, is die enkele verklaring onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Er moet dus meer bewijs zijn; iets dat die verklaring ondersteunt. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de belastende verklaring worden genoemd ondersteuning vindt in één of meer bewijsmiddelen. Het ondersteunende bewijsmateriaal mag bovendien niet in een te ver verwijderd verband staan tot de verklaring van de aangever en moet tevens uit een andere bron komen.
Op basis van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in bijlage II staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [aangeefster] en verdachte op 15 januari 2023 na een feest bij een gezamenlijke vriendin aldaar zijn blijven logeren. Aangeefster ging rond 3:00 uur naar bed. Verdachte ging ongeveer een uur later slapen. Hem werd een slaapplek gewezen op dezelfde kamer als aangeefster en hij heeft daar ook geslapen.
Volgens aangeefster werd zij rond 6:00 uur wakker toen zij een hand op haar borst en vingers in haar vagina voelde. Op dat moment, zo geeft zij aan, verstijft zij. Als degene die aan haar zit, kort daarna de kamer verlaat en naar het toilet gaat, herkent zij hem als verdachte. Aangeefster is toen ongezien het huis uitgevlucht en heeft buiten in haar auto de politie gebeld.
Verdachte geeft aan vanaf het moment dat hij naar bed is gegaan tot het moment dat hij de volgende dag rond 12:00 uur wakker wordt, geen enkele herinnering te hebben aan die nacht behalve dat hij, toen het nog donker was, een keer naar het toilet is gegaan.
Betrouwbaarheid aangifte
Anders dan de verdediging acht de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar. Aangeefster heeft concreet, gedetailleerd en consistent verklaard. Zij heeft direct na het incident – rond 6:55 uur – contact gezocht met de politie. Wat zij daar tegen de politie heeft verklaard over de seksuele handelingen die verdachte bij haar gepleegd zou hebben, komt overeen met hetgeen zij later tijdens het informatieve gesprek en haar aangifte heeft verklaard. Bovendien heeft zij korte tijd nadat zij de politie had ingelicht ook haar moeder geappt en haar op de hoogte gesteld van hetgeen was voorgevallen. Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster weegt de rechtbank nog mee dat de moeder van aangeefster heeft verklaard dat toen aangeefster thuiskwam zij moest huilen en heel overstuur was.
Van belang is voorts dat verdachte op enkele punten overeenkomstig aangeefster heeft verklaard over die nacht. Aangeefster geeft aan dat zij samen met verdachte op de kamer sliep en dat beaamt verdachte. Verdachte zou ten tijde van het incident, voor zover aangeefster zich kan herinneren, alleen een onderbroek hebben gedragen en zou, nadat hij aan haar had gezeten, toen het nog donker was, de trap zijn afgegaan naar het toilet op de benedenverdieping. Verdachte verklaart overeenkomstig; hij is in het donker naar beneden gegaan, naar het toilet, en toen hij wakker werd had hij alleen zijn onderbroek aan.
Tot slot draagt het alerte handelen van aangeefster na het incident naar het oordeel van de rechtbank bij aan de geloofwaardigheid van haar verklaring. Zij heeft direct de politie ingeschakeld en heeft zich niet gewassen.
Dit alles maakt dat de rechtbank geen reden heeft om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen.
Steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de aangifte voldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals hierboven aangehaald.
Daarnaast is op de slip die aangeefster die nacht droeg, op twee plaatsen DNA van verdachte aangetroffen, te weten op de binnenkant van de tailleband, zowel aan de linker- als aan de rechterzijde. De plaatsen waar deze DNA-sporen zijn aangetroffen, passen bij de door aangeefster gegeven verklaring dat, toen zij ging slapen, zij een slip aan had en dat toen zij wakker werd de slip zich halverwege haar knieën bevond en verdachte met zijn vingers in haar vagina zat. De specifieke plaats van het aantreffen van de DNA-sporen, te weten aan de binnenzijde van de tailleband, sluiten aan bij het scenario dat verdachte degene is geweest die de slip van aangeefster naar beneden heeft getrokken. De door de verdediging aangedragen scenario’s, dat het DNA van verdachte via het beddengoed of via de sokken van verdachte op de slip terecht zou zijn gekomen, acht de rechtbank zeer onwaarschijnlijk, alleen al gezien het gegeven dat het DNA zowel aan de linker- als aan de rechterzijde aan de
binnenkant van de tailleband is gevonden.
Nu er voldoende steunbewijs is voor de aangifte en de rechtbank de aangifte bovendien betrouwbaar acht, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte seksuele handelingen, waaronder seksueel binnendringen, heeft verricht bij aangeefster.
Opzettelijk handelen
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte handelde met opzet.
Aangeefster verklaart dat zij wakker wordt terwijl zij op haar linkerschouder en buik ligt met haar rug naar verdachte en hij met één hand onder haar door aan haar linkerborst zit en met zijn andere hand via de achterkant met twee vingers in haar vagina zit.
De rechtbank overweegt dat het betasten van de borst en het gelijktijdig met de vingers binnendringen van de vagina op de door aangeefster geschetste wijze seksuele handelingen zijn die niet anders kunnen worden uitgelegd dan opzettelijk te zijn begaan.
Dat verdachte de door hem verrichte seksuele handelingen niet kan of wil herinneren maakt dit niet anders. Weliswaar heeft verdachte ter zitting aangegeven onder invloed van drank wel vaker dingen te vergeten en die bewuste avond meer dan normaal gedronken te hebben, maar dit zijn door hem zelf veroorzaakte omstandigheden, waarvoor hij verantwoordelijk is.
Seksueel binnendringen bij een persoon in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht.
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 243 (oud) Wetboek van Strafrecht moet worden beoordeeld of aangeefster ten tijde van de seksuele handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht. Ook moet worden beoordeeld of de verdachte wetenschap had van die toestand. Voorwaardelijk opzet is hiervoor voldoende. Volgens vaste rechtspraak wordt onder lichamelijke onmacht verstaan een toestand van fysieke weerloosheid die zijn oorzaak vindt in een bij het slachtoffer zelf bestaand lichamelijk onvermogen tot handelen. Vaste slaap valt hieronder. De situatie van sluimering in aanloop naar of die volgt op een vaste slaap vormt een toestand van verminderd bewustzijn. Aangeefster heeft verklaard dat zij lag te slapen en wakker werd door de handelingen van verdachte op het moment dat hij zijn vingers in haar vagina had. Dit betekent dat aangeefster tijdens de seksuele handelingen van verdachte zowel in een toestand van vaste slaap als van sluimering volgend op vaste slaap verkeerde. De rechtbank acht dan ook de staat van verminderd bewustzijn en van lichamelijke onmacht bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door zonder enige vorm van communicatie en zonder nader onderzoek naar de staat van bewustzijn van aangeefster over te gaan tot genoemde seksuele handelingen, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij toen sliep of in een verminderde staat van bewustzijn verkeerde. Daarbij is van belang dat er eerder die avond of verder daarvoor geen sprake is geweest van enige seksuele interesse in elkaar, zo geven aangeefster en verdachte allebei aan.
Nu vaststaat dat verdachte – kort gezegd – opzettelijk seksueel is binnengedrongen bij [aangeefster] en haar heeft betast aan haar borsten en vagina, terwijl zij sliep en sluimerde, zal de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen verklaren.