ECLI:NL:RBZWB:2025:2207

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
02-190408-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal onder bedreiging met geweld met een mes

Op 16 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte een scooter heeft gestolen onder bedreiging met een mes. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 april 2025, waarbij de officier van justitie, mr. G.W. van der Burg, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd, en de rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis bij niet-naleving. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 400,00 aan de benadeelde partij voor materiële schade, met hoofdelijkheid voor de medeverdachte. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, onder het volwassenstrafrecht moest worden berecht, gezien de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en verklaarde de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-190408-24
vonnis van de meervoudige kamer van 16 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonplaats]
raadsman mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 april 2025, waarbij de officier van justitie, mr. G.W. van der Burg, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander een scooter heeft gestolen onder bedreiging van een mes, dan wel dat hij dit heeft geprobeerd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie verwijst naar de aangifte, de bekennende verklaring van verdachte, de verklaring van de medeverdachte en de verklaring van [getuige] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2024145921, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met 149.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • het proces-verbaal van aangifte [aangever] van 10 juni 2024 (p. 131 – 134);
  • de ter zitting van 2 april 2025 afgelegde bekennende verklaring van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 juni 2024 te [plaats] , gemeente Rucphen tezamen en in vereniging met een ander
een scooter die geheel aan [aangever] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
doorbedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden, door
- met die [aangever] een afspraak te maken voor het bekijken/kopen van een scooter, en
- met die [aangever] achterop enige afstand te gaan rijden met die scooter en de
scooter tot stilstand te brengen, en
- die [aangever] te benaderen terwijl er gebruik werd gemaakt van enige vorm van
gezichtsbedekking, en
- die [aangever] een mes te tonen, en
- die [aangever] de woorden toe te voegen 'Laat de scooter los', althans woorden van
gelijke aard en/of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 200 uur te vervangen door 100 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie houdt bij de eis rekening met de ernst van het feit, de proceshouding van verdachte en het reclasseringsadvies.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat dit niet passend is gelet op het reclasseringsadvies. Er kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke taakstraf. De verdediging verzoekt aan verdachte een taakstraf van 240 uur op te leggen waarvan 120 uur voorwaardelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met de [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een diefstal van een scooter onder bedreiging van geweld. Verdachte is met [aangever] achterop een testrit gaan maken met de scooter. [medeverdachte] heeft hun in de buurt op staan wachten en is vervolgens op verdachte en [aangever] afgelopen. [medeverdachte] droeg een bivakmuts en heeft tegen [aangever] gezegd dat hij de scooter moest loslaten. Toen [aangever] hier niet direct aan voldeed, heeft [medeverdachte] een mes getoond. Hierop heeft [aangever] de scooter losgelaten en is [medeverdachte] met de scooter weggelopen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd, te meer nu verdachte en [medeverdachte] de avond voorafgaand aan het feit een plan hebben gemaakt.
Verdachte heeft met zijn handelen angst aangejaagd bij het slachtoffer en heeft geen enkel respect getoond voor zijn eigendom. De impact van het handelen van verdachte op het slachtoffer is ook gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Daarnaast heeft verdachte het feit gepleegd op klaarlichte dag en op de openbare weg. De rechtbank neemt in aanmerking dat dergelijke strafbare feiten zorgen voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 17 februari 2025 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Ook slaat de rechtbank acht op het advies van de reclassering van 4 maart 2025. De reclassering schat het recidiverisico in als laag. Het schorsingstoezicht is positief verlopen. Verdachte heeft de COVA-training met goed gevolg afgerond. Verdachte heeft zijn inzicht vergroot en verdere begeleiding acht de reclassering niet nodig. Ondanks de jeugdige leeftijd van verdachte adviseert de reclassering het volwassenstrafrecht toe te passen. De rechtbank acht het advies passend en neemt dit over.
De straf
De rechtbank heeft acht geslagen op de Landelijke Oriëntatiepunten Voor Straftoemeting (hierna LOVS). Deze gaan in beginsel uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een dergelijke straf echter niet passend gelet op het reclasseringsadvies. Wel zal de rechtbank naast een taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met name om de ernst van het feit te benadrukken.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde strafmodaliteit passend en geboden is. De rechtbank legt aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf op van 200 uur te vervangen door 100 dagen hechtenis met aftrek van het voorarrest.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van € 1.400,00.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De toegebrachte zaakschade bestaat uit de waardevermindering van de scooter. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is voor de begroting daarvan geen offerte van de reparatie-kosten vereist. De waardevermindering kan worden begroot op het verschil tussen de verkoopprijs voor en na de toebrenging van de schade. De door de benadeelde gevorderde materiële schade van € 400,00 acht de rechtbank geheel toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald, en andersom.
Immateriële schade komt voor vergoeding in aanmerking indien er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek (hierna BW). Niet is gebleken dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen of is geschaad in zijn eer of goede naam. De rechtbank moet beoordelen of de benadeelde partij op een andere wijze in zijn persoon is aangetast. Daartoe is de aard en ernst van de normschending van belang, alsmede de aard en ernst van de gestelde gevolgen. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde psychische gevolgen onvoldoende ernstig zijn om van een aantasting in de persoon als bedoeld in de wet te kunnen spreken. De benadeelde partij zal voor dat deel niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 200 (tweehonderd) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
100 (honderd) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 (twee) uur per dag;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] van
€ 400,00aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 juni 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever] ,
€ 400,00te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 juni 2024 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 8 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. Prenger, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. H. Remerie, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 april 2025.
Mr. L.W. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 10 juni 2024 te [plaats] , gemeente Rucphen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in
elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-met die [aangever] een afspraak te maken voor het bekijken/kopen van een scooter,
en/of
-met die [aangever] achterop enige afstand te gaan rijden met die scooter en/of de
scooter (op een reeds door verdachte en/of diens mededader(s) vooraf afgesproken
plaats) tot stilstand te brengen, en/of
-die [aangever] te benaderen terwijl er gebruik werd gemaakt van enige vorm van
gezichtsbedekking, en/of
-die [aangever] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen, en/of
-die [aangever] de woorden toe te voegen 'Laat de scooter los', althans woorden van
gelijke aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2024 te [plaats] , gemeente Rucphen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , te plegen met
het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s)
aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-met die [aangever] een afspraak te maken voor het bekijken/kopen van een scooter,
en/of
-met die [aangever] achterop enige afstand te gaan rijden met die scooter en/of de
scooter (op een reeds door verdachte en/of diens mededader(s) vooraf afgesproken
plaats) tot stilstand te brengen, en/of
-die [aangever] te benaderen terwijl er gebruik werd gemaakt van enige vorm van
gezichtsbedekking, en/of
-die [aangever] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen, en/of
-die [aangever] de woorden toe te voegen 'Laat de scooter los', althans woorden van
gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )