ECLI:NL:RBZWB:2025:2215

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
BRE 23/3381 en BRE 23/3382
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van Wajong-uitkering na beoordeling van arbeidsvermogen en ziekteoorzaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 april 2025, wordt de zaak behandeld van eiseres die een Wajong-uitkering aanvroeg. Eiseres, die in 2012 18 jaar werd, had eerder een aanvraag voor een Wajong-uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010) gedaan, welke was afgewezen. In 2021 diende zij opnieuw een aanvraag in, die door het UWV werd afgewezen. De rechtbank beoordeelt de beroepen van eiseres tegen de besluiten van het UWV, waarbij zij stelt dat het UWV ten onrechte heeft geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering. De rechtbank concludeert dat eiseres vanaf 9 juni 2021 voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering, omdat zij toen duurzaam geen arbeidsvermogen had. De rechtbank herroept het besluit van het UWV en kent eiseres met terugwerkende kracht vanaf 26 mei 2021 een Wajong-uitkering toe. Tevens wordt het UWV veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 23/3381 Wajong
BRE 23/3382 Wajong

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. M. Bathoorn),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Als derde-belanghebbende is in het geding betrokken:
de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen
-
zaaknummer 23/3381:
de weigering van het UWV om terug te komen op het besluit van 21 juli 2014, waarbij is geweigerd een uitkering toe te kennen op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010) en
-
zaaknummer 23/3382:
de weigering een uitkering toe te kennen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015).
1.1
Met bestreden besluit 1 van 12 mei 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiseres,
voor zover gericht tegen de weigering terug te komen op het besluit van 21 juli 2014 ongegrond verklaard.
1.2
Met het bestreden besluit 2 van 9 mei 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiseres, voor zover gericht tegen de weigering een Wajong-uitkering toe te kennen, ongegrond verklaard.
1.3
Het UWV heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft de beroepen op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan
hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, [naam 1] (de moeder van eiseres) en namens het UWV drs. [naam 2].

Feiten en omstandigheden

2. Eiseres is in 2012 18 jaar geworden. Zij heeft in 2014 een aanvraag gedaan voor een uitkering op grond van de Wajong 2010. Deze aanvraag is met het besluit van 21 juli 2014 afgewezen.
2.1
Op 24 mei 2021 heeft eiseres opnieuw een aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering. Deze aanvraag is op 26 mei 2021 ontvangen door het UWV. Het UWV heeft deze aanvraag aangemerkt als een verzoek terug te komen op het besluit van 21 juli 2014 en als een nieuwe aanvraag om een uitkering toe te kennen op grond van de Wajong 2015.
2.2
Met het besluit van 20 december 2021 is het verzoek om terug te komen op het besluit van 2 juli 2014 afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
2.3
Met het besluit van 20 december 2022 is geweigerd een uitkering op grond van de Wajong 2015 toe te kennen. Eiseres heeft ook bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
2.4
Met bestreden besluit 1 is het bezwaar van eiseres, voor zover gericht tegen de weigering terug te komen op het besluit van 21 juli 2014 ongegrond verklaard.
2.5
Met bestreden besluit 2 is het bezwaar van eiseres, voor zover gericht tegen de weigering een uitkering op grond van de Wajong 2015 toe te kennen, ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

Wat beoordeelt de rechtbank?
3. De rechtbank zal eerst beoordelen of het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wajong 2015 (23/3382). De rechtbank doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Daarna zal het beroep tegen de weigering terug te komen op het eerdere besluit (23/3381) beoordeeld worden.
3.1.
Zoals ter zitting is afgesproken worden de aangevoerde gronden in beide zaken besproken bij de zaak waarop zij betrekking hebben.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt daarvan onderdeel uit.
Zaaknummer 23/3382 - Wajong 2015
Grondslag bestreden besluit
5. Aan de weigering een Wajong-uitkering toe te kennen, heeft het UWV een rapportage van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat er in de loop der tijd een verslechtering is opgetreden. Eiseres komt zelfstandig niet tijdig tot iets, kan niet zelfstandig taken afronden of starten en komt niet zelfstandig afspraken na. In 2021 is er nog sprake van behandeling/ begeleiding gericht op het trainen van zelfstandigheid, het nakomen van afspraken, op tijd komen en taken zelfstandig afronden. Na afronding van deze behandeling in juli 2022 blijkt dat niet gelukt. Vanaf het einde van de behandeling is er geen sprake meer van arbeidsvermogen en dit kan als definitief worden beschouwd. Omdat de huidige aanvraag is gedaan in mei 2022 kan gesteld worden dat dit ook op datum aanvraag al aan de orde is geweest.
Standpunt eiseres
6. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een toename van haar beperkingen. Eiseres is onder behandeling geweest voor de verslavingsproblematiek en haar psychische problemen. Uit het verleden blijkt ook wel dat eiseres voldoet aan de voorwaarden van de Wajong 2015. Eiseres is van mening dat het UWV onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de toegenomen arbeidsongeschikt. De diagnoses die bij eiseres zijn gesteld hangen met elkaar samen en beperken eiseres in haar dagelijkse leven. Verder heeft eiseres opgemerkt dat onvoldoende is gemotiveerd waarom eiseres per 1 mei 2022 wel volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en eerder niet. Eiseres is van mening dat er sprake is van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres medische informatie van haar behandelaars overgelegd.
Standpunt UWV
7. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat pas vanaf 1 mei 2022 sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. Omdat dit niet binnen 5 jaar na de 18e verjaardag van eiseres is, heeft zij geen recht op een Wajong-uitkering. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft het UWV verwezen naar een rapportage van de verzekeringsarts b&b van 1 november 2023. Deze heeft gerapporteerd dat er na 2019 een langzame afname is ontstaan in het functioneren, maar dat er pas sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen in 2022.
Overwegingen rechtbank
8. Uit de dossierstukken blijkt dat bij de beoordeling in 2014 is uitgegaan van beperkingen op het 18e jaar (in 2012) ten gevolge van een autismespectrumstoornis (ASS), een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anderszins omschreven (PDD-NOS), Asperger en mogelijk een stoornis in de ontwikkeling van coördinatie (DCD).
9. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat de verslavingsproblematiek en de psychische klachten tijdens haar studie zijn ontstaan.
10. Ter zitting heeft het UWV gesteld dat de verslavingsproblematiek in 2016/2017 speelt. In 2012 was hiervan nog geen sprake, zodat er sprake is van een andere ziekteoorzaak. Er kan volgens het UWV maar op één moment een eerste ziektedag ontstaan. Dit is of op het 18e jaar [1] of tijdens studie [2] . Als er op het 18e jaar sprake is van beperkingen, en dus een eerste ziektedag, kan eiseres niet meer op grond van de regeling voor studenten in aanmerking komen voor een Wajong-uitkering, aldus het UWV.
Onder welke doelgroep valt eiseres?
11. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 8 januari 2025 [3] een uitspraak gedaan waarin duidelijk wordt uitgelegd hoe artikel 1a:1, eerste lid van de Wajong moet worden uitgelegd. Dit artikel kent twee doelgroepen. Tot de eerste doelgroep behoren de jonggehandicapten die op hun 18e jaar duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. De tweede doelgroep heeft betrekking op personen die tijdens of binnen zes maanden na afronding van de studie als gevolg van ziekte of gebrek duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. De CRvB oordeelt dat het uitgangspunt is dat er maar één keer een eerste arbeidsongeschiktheidsdag kan ontstaan. Dat is de dag waarop voor het eerst sprake is van beperkingen ten gevolge van ziekte. Dit is dus de hoofdregel. Tegelijkertijd oordeelt de CRvB in overweging 4.5.3 dat op die hoofdregel één uitzondering bestaat, namelijk als zich bij een betrokkene na het 18e jaar een andere ziekte openbaart die voor het eerst tijdens (of binnen zes maanden na afronden van) de studie tot beperkingen leidt. In dat geval is voor de vraag of een betrokkene op grond van beperkingen uit die andere ziekte als jonggehandicapte kan worden aangemerkt, artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong bepalend.
11.1
De rechtbank kan uit de hiervoor genoemde rechtspraak niet anders concluderen dan dat er in bijzondere gevallen sprake kan zijn van twee eerste ziektedagen. De CRvB benoemt immers eerst de hoofdregel en overweegt daarna dat op die hoofdregel één uitzondering geldt. Als er sprake is van een nieuwe ziekteoorzaak die pas voor het eerst tijdens studie (of binnen 6 maanden na afronding daarvan) beperkingen geeft, kan er (opnieuw) een eerste ziektedag voor die beperkingen worden vastgesteld. De rechtbank volgt het UWV dan ook niet in het standpunt dat, omdat eiseres op haar 18e jaar al beperkingen had, er niet meer getoetst kan worden aan artikel 1a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong 2015.
Valt eiseres onder de doelgroep studenten?
12. De rechtbank stelt vast dat eiseres tot 2019 regulier onderwijs heeft gevolgd. Uit de medische stukken blijkt dat eiseres zich voor het eerst vanwege verslavingsproblematiek heeft gemeld bij de huisarts op 14 juli 2016. De huisarts heeft haar doorverwezen naar Novadic-Kentron voor behandeling bij Kentra Basis. De rechtbank kan het UWV volgen in zijn ter zitting naar voren gebrachte stelling dat het hier gaat om een nieuwe ziekteoorzaak. De rechtbank twijfelt er niet aan dat de verslavingsproblematiek (nieuwe) beperkingen bij de arbeidsparticipatie meebracht. Gelet op de melding bij de huisarts, gaat de rechtbank ervan uit dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag vanuit deze ziekte op om omstreeks deze datum is ontstaan. Dit betekent dat bij de beoordeling of eiseres aangemerkt kan worden als jonggehandicapte ook het bepaalde in artikel 1a:1, eerste lid, onder b, van de Wajong betrokken moet worden. Het UWV heeft dat niet gedaan, zodat het bestreden besluit aan een onderzoeksgebrek lijdt.
12.1
De rechtbank zal beoordelen of dit gebrek kan worden gepasseerd en zo niet, of de rechtbank zelf kan voorzien in de zaak. Daarbij is van belang of op basis van de beschikbare gegevens vastgesteld kan worden of er sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen tijdens studie of binnen 5 jaar na het ontstaan van de beperkingen. [4]
Ontbreken van arbeidsvermogen
13. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts b&b geen duidelijk en goed onderbouwd oordeel heeft gegeven over de eerste dag waarop er sprake is van het ontbreken van arbeidsvermogen. Dat is echter wel van belang. De verzekeringsarts b&b stelt in zijn rapportage van 21 april 2023 dat er vanaf 1 mei 2022 duurzaam geen arbeidsvermogen is, maar niet duidelijk is of dit alleen ziet op de duurzaamheid of ook op het ontbreken van arbeidsvermogen op zich. Ook kan de rechtbank de onderbouwing hiervan niet volgen. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat eiseres in 2019 nog haar diploma heeft weten te halen, maar dat een vervolgmaster na enkele maanden is mislukt. Vervolgens waren er meerdere mislukte pogingen met betrekking tot haar woonsituatie. Volgens de verzekeringsarts b&b kan het einde van het traject bij Jados (juli 2022) “als keerpunt worden aangemerkt dat er geen sprake meer is van arbeidsvermogen”. Maar daarna stelt hij dat er vanaf 1 mei 2022 duurzaam geen arbeidsvermogen is. Die datum lijkt arbitrair gekozen.
13.1
De rechtbank ziet in de bevindingen van de verzekeringsarts b&b voldoende grond om te concluderen dat de eerste dag waarop er geen sprake meer is van arbeidsvermogen veel eerder is gelegen. Omdat eiseres in juli 2019 haar diploma heeft behaald, neemt de verzekeringsarts b&b aan dat eiseres tot die tijd in staat is geweest om, onder begeleiding, taken af te ronden. Uit deze overwegingen maakt de rechtbank op dat het aannemen van arbeidsvermogen door de verzekeringsarts b&b gerelateerd is aan het met succes kunnen volgen van de opleiding. Dit komt de rechtbank juist voor. Daarna echter zijn alle pogingen om iets te bereiken qua vervolgstudie en zelfstandig of beschermd wonen mislukt, waarbij de rechtbank er niet aan twijfelt dat dit is veroorzaakt door haar beperkingen. Omdat niet in geschil is dat eiseres, door haar beperkingen, niet in staat was de vervolgmaster te kunnen voltooien, gaat de rechtbank ervan uit dat er eind 2019 al sprake is van het ontbreken van arbeidsvermogen.
13.2
Dat bij het oordeel wel/geen arbeidsvermogen geen duidelijk onderscheid is gemaakt in de oorzaak van de beperkingen, acht de rechtbank minder relevant. Anders dan mogelijk uit de hiervoor genoemde uitspraak van de CRvB zou kunnen worden opgemaakt, is de rechtbank van oordeel dat, als er sprake is van een nieuwe ziekte-oorzaak, bij het vaststellen of er sprake is van arbeidsvermogen, niet geabstraheerd kan worden van al eerder aanwezige beperkingen. Dit zou immers niet stroken met de verzekeringsgedachte. Een betrokkene die (mede) tot de doelgroep van de student behoort, zou dan maar voor een deel van zijn beperkingen een aanspraak op de Wajong krijgen, terwijl er bij het participeren in arbeid geen onderscheid gemaakt kan worden in de oorzaken waarom iemand iets niet kan. Ook een persoon die door een combinatie van beperkingen voortkomend uit ziekte ontstaan voor het 18e jaar en deels tijdens de studie geen arbeidsvermogen heeft, is niet in staat om nog deel te nemen aan het arbeidsleven en op die manier in een verzekering te voorzien in het geval van arbeidsongeschiktheid. Zou alleen gekeken worden naar de beperkingen die voortkomen uit de ‘nieuwe’ ziekte ontstaan tijdens studie, dan zouden deze mensen, hoewel vergelijkbaar met andere jonggehandicapten die geen arbeidsvermogen hebben, hun leven lang zijn aangewezen op de bijstand, met de daarbij behorende verplichtingen. De rechtbank acht dat in strijd met de wens van de wetgever om ook studenten onder de doelgroep van jonggehandicapten te brengen. Blijkens de wetsgeschiedenis [5] gaat het immers om een voorziening voor een groep die arbeidsongeschikt is geworden op een tijdstip dat men nog geen inkomen kon verwerven.
13.3
Het meenemen van alle beperkingen bij de beoordeling of er sprake is van arbeidsvermogen, leidt ook niet tot een bevoordeling van studerenden ten opzichte van niet studerenden, zoals door de CRvB benoemd in de eerdergenoemde uitspraak onder overweging 4.5.5. Het gaat immers niet om een verdere toename van de al op het 18e jaar bestaande beperkingen, maar om een combinatie van al aanwezige beperkingen en nieuwe beperkingen ten gevolge van een nieuwe ziekteoorzaak. In die zin zijn personen die zowel op hun 18e als tijdens hun studie beperkingen ontwikkelen ten gevolge van verschillende ziekteoorzaken en personen die na hun 18e een toename van bestaande beperkingen ervaren, niet aan te merken als gelijke gevallen. Niet kan worden ingezien waarom personen die de pech hebben dat zij zowel op hun 18e jaar als tijdens hun studie geconfronteerd worden met beperkingen, door verschillende ziekteoorzaken, waardoor zij geen arbeidsvermogen hebben, buiten het bereik van de Wajong zouden moeten worden gehouden.
Is het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam?14. De verzekeringsarts b&b heeft gesteld dat er vanaf 1 mei 2022 duurzaam geen sprake is van arbeidsvermogen en verwijst daarbij naar het eindigen van het traject bij Jados in juli 2022. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat dit traject uitsluitend was gericht op begeleiding bij het volgen van haar studie en dat dit niet was gericht op behandeling en/of verbetering van haar arbeidsvermogen. De rechtbank volgt eiseres in deze stelling. Uit het eindverslag van Jados blijkt dat zij gespecialiseerd zijn in het
ondersteunenvan cliënten bij studie, werk of zelfstandig wonen. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat eiseres met behulp van begeleiding haar diploma heeft kunnen halen. Uit het eindverslag van Jados blijkt ook niet dat er een wezenlijke verandering (laat staan verbetering) is opgetreden. De verzekeringsarts b&b heeft daarom niet uit kunnen gaan van het einde van dit traject als startpunt voor het aannemen van duurzaamheid. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat hij dit feitelijk ook niet doet, aangezien hij vervolgens een datum hanteert die daarvoor is gelegen (zie ook overweging 12).
14.1
Uit de stukken blijkt verder dat de laatste behandeling van eiseres (door een psycholoog) op 9 juni 2021 is geëindigd. Daarbij is door de psycholoog opgemerkt dat behandeling op initiatief van de behandelaars is beëindigd omdat behandeling geen toegevoegde waarde lijkt te hebben. Gelet op deze informatie is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts b&b als datum voor het aannemen van duurzaamheid, had moeten uitgaan van 9 juni 2021.
14.2
Dit is binnen 5 jaar na aanvang van de beperkingen (14 juli 2016). Dit betekent dat eiseres op grond van artikel 1a:1, tweede lid van de Wajong aangemerkt kan worden als jonggehandicapte.
Heeft eiseres recht op een Wajong-uitkering?
15. Uit het voorgaande volgt dat eiseres vanaf 9 juni 2021 voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering. Het UWV heeft dit niet onderkend. Dat betekent dat het onderzoeksgebrek niet gepasseerd kan worden. De rechtbank zal daarom zelf voorzien in deze zaak door te bepalen dat eiseres recht heeft op een Wajong-uitkering.
15.1
Recht op een Wajong-uitkering kan niet met terugwerkende kracht ontstaan. [6] De aanvraag van eiseres is door het UWV op 26 mei 2021 ontvangen. Dit betekent dat eiseres met ingang van deze datum recht heeft op een Wajong-uitkering.
Zaaknummer 23/3381 - Wajong 2010
16. Gelet op de conclusie in de andere zaak dat eiseres vanaf 26 mei 2021 recht heeft op een Wajong-uitkering, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of eiseres nog een belang heeft bij een oordeel over het beroep tegen de weigering terug te komen op het eerdere besluit over een Wajong-uitkering. Er is namelijk pas sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener met het beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat ook feitelijke betekenis heeft. [7]
16.1
Tijdens de hoorzitting bij het UWV op 17 april 2023 is met eiseres besproken wat zij wil bereiken met haar aanvraag voor een Wajong-uitkering. Uit het verslag van die hoorzitting blijkt dat eiseres een bijstandsuitkering ontvangt. Zij heeft aangegeven dat de bijstandsuitkering financieel op hetzelfde niveau zit als een Wajong-uitkering. Ze wil graag van de verplichtingen van de bijstand af. Toekenning van een Wajong-uitkering zou haar helpen omdat dan de druk van die verplichtingen wegvalt.
16.2
De rechtbank stelt vast dat, als het beroep van eiseres in deze zaak zou slagen, een toegekende Wajong-uitkering verrekend zal worden met de betaalde bijstandsuitkering. Dit betekent dat eiseres geen financieel belang heeft bij een oordeel over het recht op Wajong met terugwerkende kracht. Met toekenning van de Wajong-uitkering per 26 mei 2021 komt de druk van opgelegde verplichtingen te vervallen. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres geen belang meer heeft bij een oordeel over het beroep tegen de weigering terug te komen op het besluit van 21 juli 2014. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Overschrijding redelijke termijn
17. Eiseres heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Dit verzoek wordt toegewezen.
17.1
Hoewel sprake is van twee procedures, kent de rechtbank, omdat deze allebei voortvloeien uit dezelfde aanvraag en zeer nauw samenhangen, één maal schadevergoeding toe. Daarbij gaat zij uit van de procedure die het langst heeft gelopen (23/3381).
17.2
De redelijke termijn is voor een procedure in twee instanties in beginsel niet overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan twee jaar heeft geduurd. De behandeling van het bezwaar mag ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar duren. De omstandigheden van het geval kunnen aanleiding geven een langere behandelingsduur te rechtvaardigen. Verder is in beginsel een vergoeding van immateriële schade gepast van € 500,- per half jaar of gedeelte daarvan, waarmee de redelijke termijn in de procedure als geheel is overschreden.
17.3
Het bezwaarschrift van eiseres is door het UWV ontvangen op 26 januari 2022. Vanaf de datum van de ontvangst van het bezwaarschrift door het UWV tot de datum van deze uitspraak is, afgerond naar hele maanden, 39 maanden verstreken. De redelijke termijn is dus, afgerond, met 15 maanden overschreden. Dit leidt tot een schadevergoeding van € 1.500,--. Omdat de bezwaarfase (afgerond) 16 maanden heeft geduurd en daarmee 10 maanden te lang, komt 10/15 deel (dus € 1.000,--) voor rekening van het UWV en de rest (€ 500,--) voor rekening van de Staat der Nederlanden
(de Minister van Justitie en Veiligheid).

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep tegen bestreden besluit 1 (zaaknummer 23/3381) is niet-ontvankelijk.
18.1
Het beroep tegen bestreden besluit 2 (zaaknummer 23/3382) is gegrond omdat het UWV ten onrechte heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en herroept het primaire besluit van 20 december 2022. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en bepaalt dat eiseres met ingang van 26 mei 2021 recht heeft op een Wajong-uitkering.
19. Omdat het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond is moet UWV het griffierecht aan eiseres in die zaak vergoeden en krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten.
19.1
De rechtbank ziet aanleiding om ook inzake bestreden besluit 1 te bepalen dat het UWV het griffierecht en de proceskosten moet vergoeden. Als het UWV meteen een juiste beslissing had genomen op de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wajong 2015 dan had eiseres naar verwachting geen beroep ingesteld tegen het besluit tot weigering terug komen op het besluit van 21 juli 2014.
20. De proceskostenvergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. Eiseres heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, twee beroepschriften ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De beroepszaken zijn onderling zozeer verweven, wat ook blijkt uit het feit dat sommige beroepsgronden ingebracht zijn in de andere zaak dan waarop deze betrekking hebben, dat de rechtbank deze zaken aanmerkt als samenhangend. Dat betekent dat zij voor de proceskostenvergoeding worden beschouwd als één zaak. Omdat de zaken een gemiddeld gewicht hebben is de factor 1 toegepast. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.108,-- (2 x € 647,- en 2 x € 907,-).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk (23/3381);
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond (23/3382);
  • herroept het primaire besluit van 20 december 2022 en bepaalt dat aan eiseres met ingang van 26 mei 2021 een Wajong-uitkering wordt toegekend;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit 2;
  • veroordeelt het UWV tot het betalen van € 1.000,-- aan schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn aan eiseres;
  • veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) tot het betalen van € 500,--; aan schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn aan eiseres;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 100,-- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 3.108,-- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees griffier, op 16 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Bijlage wettelijk kader
Wajong
Artikel 1a:1, eerste lid (instroom vanaf 2015)
Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b.na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Artikel 1a:1, tweede lid
De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
Artikel 1a:1, vierde lid
Onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Artikel 2:15, vierde lid
Recht op arbeidsondersteuning ontstaat niet, indien dit zou ingaan op of na de dag van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel B, van de Invoeringswet Participatiewet.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
Artikel 1a, eerste lid Geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie
Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.

Voetnoten

1.Artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wajong 2015
2.Artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b van de Wajong 2015
4.Artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong
5.Kamerstukken II, 1995/1996, 24.758. nr. 3, blz. 2
6.Artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong