In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 15 april 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende had op 29 januari 2024 motorrijtuigenbelasting betaald via automatische incasso, maar het bezwaar tegen deze voldoening werd door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. Tevens was er een beschikking van de inspecteur van 6 mei 2024 betreffende het kwarttarief voor kampeerauto's, die door de belanghebbende werd aangevochten. De rechtbank heeft op 4 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende en de inspecteur vertegenwoordigd waren door meerdere advocaten.
De rechtbank oordeelt dat het bezwaar tegen de voldoening op aangifte terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Het rechtstreekse beroep tegen de beschikking kwarttarief werd echter ontvankelijk verklaard, omdat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, gezien de omstandigheden waaronder de belanghebbende zonder juridische bijstand procedeerde. De rechtbank concludeert dat het kwarttarief terecht is vastgesteld met ingang van 2 februari 2024 en niet met terugwerkende kracht vanaf 2 augustus 2023, zoals door de belanghebbende was verzocht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.