ECLI:NL:RBZWB:2025:2231

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/5394
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur inzake motorrijtuigenbelasting en het kwarttarief voor kampeerauto's

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 15 april 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende had op 29 januari 2024 motorrijtuigenbelasting betaald via automatische incasso, maar het bezwaar tegen deze voldoening werd door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. Tevens was er een beschikking van de inspecteur van 6 mei 2024 betreffende het kwarttarief voor kampeerauto's, die door de belanghebbende werd aangevochten. De rechtbank heeft op 4 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende en de inspecteur vertegenwoordigd waren door meerdere advocaten.

De rechtbank oordeelt dat het bezwaar tegen de voldoening op aangifte terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Het rechtstreekse beroep tegen de beschikking kwarttarief werd echter ontvankelijk verklaard, omdat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, gezien de omstandigheden waaronder de belanghebbende zonder juridische bijstand procedeerde. De rechtbank concludeert dat het kwarttarief terecht is vastgesteld met ingang van 2 februari 2024 en niet met terugwerkende kracht vanaf 2 augustus 2023, zoals door de belanghebbende was verzocht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/5394

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 24 mei 2024 en het rechtstreekse beroep tegen de beschikking van de inspecteur van 6 mei 2024.
1.1.
Belanghebbende heeft op 29 januari 2024 via automatische incasso een bedrag aan motorrijtuigenbelasting betaald. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen deze voldoening op aangifte niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een beschikking toepassing tarief kampeerauto met dagtekening 6 mei 2024 gegeven, waarbij hij het tarief met ingang van 2 februari 2024 heeft toegekend (de beschikking kwarttarief). Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 24 mei 2024 is mede aangemerkt als rechtstreeks beroep tegen de beschikking kwarttarief.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur: mr. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het bezwaar tegen de voldoening op aangifte terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank beoordeelt ook of het rechtstreekse beroep tegen de beschikking kwarttarief ontvankelijk is. Indien het bezwaar en/of het rechtstreekse beroep ontvankelijk is, dan beoordeelt de rechtbank of het kwarttarief terecht niet met terugwerkende kracht is verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard en is het rechtstreekse beroep tegen de beschikking kwarttarief ontvankelijk. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het kwarttarief terecht niet met terugwerkende kracht is verleend. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende heeft op 9 juni 2021 een doorlopende machtiging ondertekend voor de motorrijtuigenbelasting.
4.1.
Belanghebbende is vanaf 2 augustus 2023 houder van het motorrijtuig van het merk Roller team met [kenteken] (het motorrijtuig).
4.2.
Belanghebbende heeft op 2 april 2024 bezwaar gemaakt tegen de automatische afschrijvingen van de motorrijtuigenbelasting voor het motorrijtuig.
4.3.
Op 2 april 2024 heeft belanghebbende ook een verzoek ingediend voor de toepassing van het kwarttarief voor het motorrijtuig. Belanghebbende verzoekt daarbij om het kwarttarief met terugwerkende kracht in te laten gaan vanaf 2 augustus 2023. De inspecteur heeft het verzoek om toepassing van het kwarttarief toegewezen bij de beschikking met dagtekening 6 mei 2024 en het kwarttarief laten ingaan per 2 februari 2024, zijnde het begin van het tijdvak waarin het verzoek is ingekomen.

Motivering

Is het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk verklaard?
5. Belanghebbende heeft een bezwaarschrift met dagtekening 27 maart 2024 ingediend tegen de automatische afschrijvingen van de motorrijtuigenbelasting van het motorrijtuig. Het bezwaarschrift is door de inspecteur ontvangen op 2 april 2024. De inspecteur heeft het bezwaar aangemerkt als een bezwaar tegen de voldoening op aangifte van 29 januari 2024, de jongste betaling waarvoor nog het standaardtarief gold (gelet op de bij de beschikking kwarttarief vastgestelde ingangsdatum van 2 februari 2024 voor de toepassing van het kwarttarief). Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Het bezwaarschrift is buiten deze termijn ontvangen door de inspecteur. Het bezwaarschrift is ook niet binnen één week na het verstrekken van de wettelijke bezwaartermijn ontvangen. [2] Omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend en gesteld en ook niet gebleken is dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is, is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Is het rechtstreekse beroep tegen de beschikking kwarttarief ontvankelijk?
6. Tegen de beschikking kwarttarief heeft belanghebbende geen bezwaar gemaakt. Beide partijen hebben de rechtbank verzocht om het beroepschrift gericht tegen de uitspraak op bezwaar van 24 mei 2024 ook aan te merken als rechtstreeks beroep tegen de beschikking kwarttarief. De rechtbank volgt partijen daarin en merkt het beroepschrift gericht tegen de uitspraak op bezwaar van 24 mei 2024 ook aan als rechtstreeks beroep tegen de beschikking kwarttarief.
6.1.
De beschikking kwarttarief heeft een dagtekening van 6 mei 2024. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [3] Het beroepschrift is door belanghebbende ingediend op 1 juli 2024. Dit is buiten de beroepstermijn. Bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. [4] De inspecteur heeft op zitting aangegeven van mening te zijn dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank acht dit juist gelet op de omstandigheid dat belanghebbende zonder juridische bijstand procedeert en de onduidelijkheid over de noodzaak tot het (tijdig) instellen van beroep die kon ontstaan doordat meerdere procedures tegelijk liepen. De rechtbank zal daarom het beroep tegen de beschikking kwarttarief inhoudelijk behandelen.
Is het kwarttarief terecht ingegaan vanaf 2 februari 2024?
7. De houder van een motorrijtuig is motorrijtuigenbelasting verschuldigd. [5] In beginsel wordt daarbij uitgegaan van het tarief van artikel 23 van de Wet MRB, het reguliere tarief voor een personenauto. Belanghebbende is houder van een kampeerauto en heeft verzocht om het kwarttarief [6] toe te passen met terugwerkende kracht vanaf 2 augustus 2023.
7.1.
Artikel 5aa lid 4 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (Uitvoeringsbesluit MRB) luidt als volgt:
“De toepassing van artikel 23a van de wet vindt plaats op verzoek.”
7.2.
Het verzoek om toepassing van het kwarttarief moet bij de inspecteur worden ingediend vóór de aanvang van het tijdvak. [7] Het wettelijke uitgangspunt is dus dat het kwarttarief niet automatisch (van rechtswege) wordt toegepast op het moment dat aan alle voorwaarden voor toepassing van het kwarttarief is voldaan, en ook niet dat het kwarttarief met terugwerkende kracht kan worden toegepast. De Staatssecretaris van Financiën heeft in het Kaderbesluit motorrijtuigenbelasting goedkeuring gegeven voor de ingang van het bijzondere tarief van het begin van het tijdvak waarin het verzoek is binnengekomen. [8] Het is dus aan belanghebbende om tijdig een verzoek in te dienen voor de toepassing van het kwarttarief van artikel 23a van de Wet MRB. Dat heeft belanghebbende niet gedaan. Omdat het verzoek niet met verder terugwerkende kracht gedaan kan worden dan vanaf het begin van het tijdvak waarin het verzoek is ingediend, is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur het kwarttarief terecht niet heeft toegepast met ingang van 2 augustus 2023, maar vanaf 2 februari 2024.
Is de motorrijtuigenbelasting voor het motorrijtuig afgeschreven zonder machtiging?
7.3.
Belanghebbende stelt dat hij geen machtiging heeft gegeven voor het afschrijven van de motorrijtuigenbelasting voor het motorrijtuig, enkel voor de personenauto. Door de automatische afschrijving kwam hij er pas laat achter dat het kwarttarief niet werd toegepast en heeft hij toen pas, na telefonisch contact met de Belastingdienst, het verzoek ingediend. Zo deze stelling van belanghebbende al zou kunnen leiden tot een wijziging van de ingangsdatum van het kwarttarief, dan volgt de rechtbank belanghebbende daarin niet. Op 9 juni 2021 heeft belanghebbende een (algemene) doorlopende machtiging ondertekend voor de motorrijtuigenbelasting. Deze machtiging geldt voor de gehele motorrijtuigenbelasting en niet enkel voor een specifieke personenauto. Op de machtiging staat namelijk het volgende:
“Als u ons met dit formulier machtigt wordt het te betalen bedrag van de belasting waarvoor u deze machtiging verleent, tijdig afgeschreven.”De motorrijtuigenbelasting voor het motorrijtuig is dus niet afgeschreven zonder machtiging.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. de Vos, griffier, op 15 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 6:7 van de Awb.
4.Artikel 6:11 van de Awb.
5.Artikel 1, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB).
6.Artikel 23a van de Wet MRB.
7.Artikel 5aa, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994.
8.Kaderbesluit Motorrijtuigenbelasting (BLKB2015/1381M), punt 12.