ECLI:NL:RBZWB:2025:2233

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/4336, 24/4339 en 24/4340
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete ongegrond verklaard

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 24/4336, 24/4339 en 24/4340, waarbij belanghebbende in beroep ging tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd over het tijdvak van 21 juni 2022 tot en met 20 juni 2023, ter hoogte van € 1.396, en een verzuimboete van € 698 opgelegd. Belanghebbende betwistte de naheffingsaanslag en de boete, maar de rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat belanghebbende de auto had geschorst maar deze op 31 mei 2023 gebruik had gemaakt van de openbare weg. De rechtbank oordeelde dat de schorsing van rechtswege was geëindigd, waardoor de belasting weer verschuldigd was. De rechtbank verwierp ook de bezwaren van belanghebbende tegen de rekeningen, omdat deze niet-ontvankelijk waren verklaard. De rechtbank concludeerde dat de beroepen ongegrond waren en dat belanghebbende geen griffierecht terugkreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/4336, 24/4339 en 24/4340

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 18 maart 2024.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd over het tijdvak 21 juni 2022 tot en met 20 juni 2023 van € 1.396 (de naheffingsaanslag). Bij gelijktijdige beschikking heeft de inspecteur een boete opgelegd van € 698 (de boetebeschikking). Daarnaast heeft de inspecteur twee rekeningen voor de motorrijtuigenbelasting voor de tijdvakken 21 juni 2023 tot en met 21 september 2023 en 21 september 2023 tot en met 21 december 2023 (de rekeningen) naar belanghebbende verzonden. Voor beide rekeningen is een te betalen bedrag van € 347 vastgesteld.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende wat betrekking heeft op de naheffingsaanslag en boetebeschikking ongegrond verklaard. De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende die betrekking hebben op de rekeningen niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 4 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, bijgestaan door [naam] en namens de inspecteur: mr. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd. Daarnaast beoordeelt de rechtbank of de bezwaren tegen de rekeningen terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de naheffingsaanslag en de boete terecht opgelegd en zijn de bezwaren tegen de rekeningen terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende is vanaf 15 februari 2020 geregistreerd als de houder van een auto van het merk Peugeot met kenteken [kenteken] (de auto). Uit de RDW Voertuiggegevens blijken onder andere de volgende kenmerken van de auto:
“Kleur: GRIJS
Merk : PEUGEOT
Type : 307; CC 1.6 16V
Inrichting: cabriolet”
4.1.
De auto is bij de RDW als geschorst geregistreerd op 19 februari 2020.
4.2.
Op 31 mei 2023 is geconstateerd dat een voertuig met het kenteken van de auto van belanghebbende gebruik heeft gemaakt van de openbare weg.

Motivering

Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
5. Van de houder van een motorrijtuig wordt motorrijtuigenbelasting geheven. [1] Een houder is onder andere degene die een motorrijtuig op zijn of haar naam heeft staan in het kentekenregister. [2] Uit het kentekenregister blijkt dat belanghebbende de houder is van de auto vanaf 15 februari 2020.
5.1.
Indien sprake is van een schorsing wordt er geen motorrijtuigenbelasting geheven. [3] Belanghebbende heeft de auto geschorst vanaf 19 februari 2020 en daarna niet uit de schorsing gehaald. Een schorsing eindigt van rechtswege als er met de auto gebruik wordt gemaakt van de openbare weg. [4] Op 31 mei 2023 is geconstateerd dat met de auto gebruik is gemaakt van de openbare weg waardoor de schorsing is geëindigd en er weer sprake is van een belastbaar feit voor de Wet MRB.
5.2.
Alhoewel belanghebbende verklaart dat de auto wel in de buurt van de controleplek is geweest, betwist belanghebbende dat de auto die bij de controle is gezien haar auto is. Belanghebbende voert aan dat haar auto donkerder grijs van kleur is dan de auto die op de foto’s van de inspecteur te zien is. Belanghebbende stelt dat er sprake is van misbruik van de kentekenplaten en dat hiervan aangifte is gedaan.
5.3.
De rechtbank volgt belanghebbende daarin niet. De enkele stelling van belanghebbende dat de kleur van de auto donkerder is, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat de auto die op de betreffende datum langs de openbare weg stond geparkeerd niet haar auto was. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de overige kenmerken van de auto wel overeenkomen, dat belanghebbende heeft verklaard dat de auto wel in die omgeving heeft gestaan (zij het op een ander tijdstip), dat belanghebbende gedurende de bezwaar- en beroepsprocedure afwijkende verklaringen heeft afgelegd en pas in de beroepsprocedure de stelling inneemt dat sprake moet zijn van gestolen kentekenplaten die op een vrijwel identieke auto in diezelfde omgeving zijn geplaatst. Het dossier bevat verder geen aanwijzingen dat sprake is van diefstal of misbruik van de kentekenplaten. Zoals ter zitting door de inspecteur is opgemerkt, is het ook mogelijk dat de iets afwijkende kleur is veroorzaakt door de belichting van de camera. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat de auto van belanghebbende op 31 mei 2023 zich op de openbare weg bevond. De schorsing is daarmee van rechtswege geëindigd waardoor sprake is van een belastbaar feit. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag daarom terecht en tot de juiste hoogte aan belanghebbende opgelegd.
Is de boete terecht en naar de juiste hoogte opgelegd?
6. Indien de verschuldigde belasting niet binnen de gestelde termijn wordt betaald kan de inspecteur een verzuimboete opleggen van ten hoogste € 5.514. [5] Zoals geconcludeerd in 5.3 is de rechtbank van oordeel dat de auto van belanghebbende gebruik heeft gemaakt van de openbare weg. Belanghebbende is daar motorrijtuigenbelasting voor verschuldigd. Omdat belanghebbende de belasting niet binnen de gestelde termijn heeft betaald, mag de inspecteur een verzuimboete opleggen. De boete bedraagt 50% van het bedrag wat wordt nageheven. [6] Voor belanghebbende komt dit neer op een boetebedrag van € 698. De rechtbank is daarom van oordeel dat de boete terecht aan belanghebbende is opgelegd. De rechtbank acht de boete – gelet op alle feiten en omstandigheden van het geval – ook passend en geboden.
Zijn de bezwaren tegen de rekeningen terecht niet-ontvankelijk verklaard?
7. De motorrijtuigenbelasting moet worden voldaan op aangifte. [7] Belanghebbende kan in bezwaar gaan tegen een aanslagbiljet of een afschrift van een voor bezwaar vatbare beschikking. [8] De Hoge Raad heeft in het arrest van 9 september 2022 geoordeeld dat tegen rekeningen, met het doel om het heffen en betalen van motorrijtuigenbelasting te vereenvoudigen, geen rechtsmiddel open staat bij de bestuursrechter. [9] De rekeningen die belanghebbende heeft ontvangen, zijn rekeningen die gestuurd zijn om het heffen over de tijdvakken te vereenvoudigen. Op de rekeningen is namelijk aangegeven wat belanghebbende moet betalen, op welk rekeningnummer en voor welk tijdvak.
7.1.
Indien de rekeningen betaald zijn, kan belanghebbende in bezwaar gaan tegen het betaalde bedrag. De voldoening op aangifte, oftewel de betaling van de motorrijtuigenbelasting, wordt namelijk gelijkgesteld met een voor bezwaar vatbare beschikking. [10] , [11] Belanghebbende heeft echter beide rekeningen niet betaald. De bezwaren kunnen daarom niet gelezen worden als bezwaren tegen de op de rekeningen betaalde bedragen. Omdat er geen zelfstandig rechtsmiddel openstaat tegen rekeningen kon belanghebbende niet in bezwaar gaan tegen de rekeningen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de bezwaren daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. de Vos, griffier, op 15 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen. De uitspraak is daarom alleen ondertekend door de rechter.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 1, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB) jo. artikel 6 van de Wet MRB.
2.Artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet MRB.
3.Artikel 19, eerste lid, van de Wet MRB.
4.Artikel 68, eerste lid, onder d, van de Wegenverkeerswet 1994.
5.Artikel 37 van de Wet MRB jo artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) (Wettekst 1 januari 2020).
6.Paragraaf 34, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.
7.Artikel 14 van de Wet MRB.
8.Artikel 22j, onder a, van de AWR.
9.Hoge Raad 9 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1172, r.o. 3.2.2.
10.Artikel 26, tweede lid, van de AWR.
11.Vergelijk Hoge Raad 21 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BG5375.