Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
primairgedaagde te veroordelen tot betaling van € 116.735,89, vermeerderd met
subsidiairdat gedaagde zekerheid stelt voor betaling van de vordering tot het moment dat één van de situaties als genoemd in hoofdstuk 3 van het testament van erflaatster in werking treedt,
primaireiser, op straffe van verbeurte van een dwangsom, te veroordelen tot opheffing van het gelegde beslag dan wel
subsidiairdat de rechtbank het beslag opheft, met veroordeling van eiser in de kosten van deze procedure.