ECLI:NL:RBZWB:2025:2238
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Breda en de rechtsgeldigheid van de aanslagen onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 16 april 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 389.000 per 1 januari 2022, wat leidde tot aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing voor het jaar 2023. De belanghebbende, eigenaar van de woning, vond deze waarde te hoog en stelde een waarde van € 340.000 voor. De rechtbank heeft op 25 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was, maar wel op de hoogte was gesteld van de zitting. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde niet te hoog heeft vastgesteld en dat de aanslagen derhalve ook niet te hoog zijn. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de staat van onderhoud van de woning en dat de gebruikte referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af.