ECLI:NL:RBZWB:2025:224

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
C/02/430130 / FA RK 24-6024
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Willemsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging voor betrokkene met psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 januari 2025 een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden aan betrokkene, geboren in 1981, op verzoek van de officier van justitie. De rechtbank heeft de beschikking gegeven na een mondelinge behandeling met gesloten deuren, waarbij betrokkene, haar advocaat mr. A.W.M. van de Wouw, een psychiater en een casemanager aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, die ernstig nadeel veroorzaakt, waaronder ernstige psychische schade, verwaarlozing en gevaar voor de algemene veiligheid.

De rechtbank oordeelt dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, gezien de geschiedenis van zorgmijding van betrokkene. De behandelaar heeft aangegeven dat betrokkene momenteel goed meewerkt, maar dat zonder de structuur van een zorgmachtiging de kans groot is dat zij haar medicatie afbouwt of stopt, wat leidt tot een terugval. De rechtbank heeft daarom besloten dat verplichte zorg noodzakelijk is, met inbegrip van het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van betrokkene. De rechtbank heeft de gevraagde machtiging verleend, met de opmerking dat de vormen van verplichte zorg evenredig en effectief zijn, en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter mr. Willemsen, in aanwezigheid van griffier mr. Brok, en is op schrift gesteld op 17 januari 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/430130 / FA RK 24-6024
Datum uitspraak: 9 januari 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [plaats],
advocaat mr. A.W.M. van de Wouw te Galder.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 23 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 januari 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, mr. A.W.M. van de Wouw;
  • mevrouw [naam 1], psychiater, behandelaar;
  • de heer [naam 2], casemanager.

2.Wat vaststaat

2.1.
De rechtbank heeft een machtiging verleend tot en met 25 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene geeft aan dat het goed met haar gaat. Met betrekking tot het voorliggende verzoek vertelt ze dat ze een zorgmachtiging voor de duur van één jaar lang vindt. Ze wil graag een kortere duur omdat ze het gevoel heeft dat ze door een zorgmachtiging beperkt wordt en dat ze daarmee een stempel opgeplakt krijgt. Verder stelt betrokkene dat ze vrijwillig haar depot in wil blijven nemen. Haar voorkeur gaat ook uit naar depot medicatie in plaats van orale medicatie. Op die manier hoeft ze maar één keer per maand het depot in te laten spuiten. Daardoor kan betrokkene voor haar gevoel haar leven terug oppakken.
4.2.
De behandelaar stelt dat ze de mening van betrokkene deelt dat het goed gaat met betrokkene. Ze zijn goed met elkaar in contact en betrokkene is veel rustiger geworden. Daarbij vertelt de behandelaar wel dat betrokkene in 2023 een aantal maanden is opgenomen en dat het vervolgens ook goed ging. Toen betrokkene daarna stopte met het innemen van haar medicatie gleed zij snel af. Dit afglijden wordt gekenmerkt door achterdocht en zorgmijding. Betrokkene is nu ingesteld op een depot, maar volgens de behandelaar is de positieve situatie nog te pril om de zorg binnen een vrijwillig kader te verlenen. Betrokkene is namelijk een lange tijd zorgmijdend geweest en ook de ervaringen uit het verleden leren de behandelaar dat de vrijwilligheid niet bestendig genoeg is bij betrokkene. Op dit moment valt er door de behandelaar goed met betrokkene te praten, maar als betrokkene achterdochtiger is, is dat niet meer mogelijk. Daarom acht de behandelaar een zorgmachtiging noodzakelijk. Met betrekking tot de duur van de zorgmachtiging geeft de behandelaar aan dat één jaar wel nodig is. Betrokkene stelt te willen gaan studeren en haar leven terug op te bouwen. Daar is volgens de behandelaar zeker één jaar de tijd voor nodig. Daarnaast is het met deze zorgmachtiging niet de bedoeling van de behandelaar om betrokkene te beperken en ze denkt ook niet dat een zorgmachtiging betrokkene in de weg staat. Betrokkene is met de huidige zorgmachtiging ook gewoon op vakantie kunnen gaan. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg zijn volgens de behandelaar alleen het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten noodzakelijk voor de behandeling. Medische controles ondergaat betrokkene vrijwillig.
4.3.
De casemanager geeft aan dat het nu een stuk beter gaat met betrokkene ten opzichte van vorig jaar. Destijds kregen ze bijna wekelijks meldingen van buurtbewoners, terwijl er de afgelopen maanden geen meldingen van overlast zijn binnengekomen. Dit is eigenlijk het geval sinds betrokkene is ingesteld op haar depotmedicatie. De casemanager stelt wel dat vrijwillige behandeling op dit moment niet tot de mogelijkheden behoord. Op het moment dat betrokkene klachten krijgt, gaat ze zelf dokteren met de dosering van haar medicatie.
4.4.
De advocaat van betrokkene bepleit primair afwijzing van het verzoek. Betrokkene stelt de depotmedicatie en de gesprekken met het FACT-team vrijwillig te accepteren. Subsidiair bepleit de advocaat dat bij toewijzing slechts een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden dient te worden afgegeven, omdat betrokkene twaalf maanden erg lang vindt. In dat geval zouden slechts de vormen van verplichte zorg dienen worden toegewezen waarvan de behandelaar stelt dat ze noodzakelijk zijn. Daarbij zou het beperken van het gebruik van communicatiemiddelen moeten worden afgewezen. De advocaat geeft verder aan dat ze geen reden heeft om te twijfelen aan de medische verklaring en het ernstig nadeel zoals dit vermeld is in het zorgplan.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van twaalf maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. Betrokkene heeft namelijk onder meer schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
5.3.
Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene ten tijde van psychische decompensatie ernstig nadeel veroorzaakt. Zij is dan achterdochtig en zorgmijdend. Daarnaast zorgt zijn dan voor overlast in de buurt en bij haar ouders. Deze overlast wordt veroorzaakt door schelden en schreeuwen van betrokkene. Tevens kreeg betrokkene vele bekeuringen vanwege haar ontremde rijdgedrag.
5.5.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
5.6.
Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Betrokkene werkt op dit moment mee met de behandeling. In het verleden is echter gebleken dat betrokkene zonder de structuur van een zorgmachtiging haar medicatie afbouwt of stopt en dan opnieuw afglijdt. Het huidige herstel is nog maar pril en betrokkene is langere tijd zorgmijdend geweest. Daarom is verplichte zorg nodig. De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, de visie van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat in ieder geval de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.8.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en haar omgeving.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats], inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in paragraaf 5.6 kunnen worden getroffen;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
9 januari 2026;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2025 door mr. Willemsen, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier, en op schrift gesteld op 17 januari 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.