In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 januari 2025 een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden aan betrokkene, geboren in 1981, op verzoek van de officier van justitie. De rechtbank heeft de beschikking gegeven na een mondelinge behandeling met gesloten deuren, waarbij betrokkene, haar advocaat mr. A.W.M. van de Wouw, een psychiater en een casemanager aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, die ernstig nadeel veroorzaakt, waaronder ernstige psychische schade, verwaarlozing en gevaar voor de algemene veiligheid.
De rechtbank oordeelt dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, gezien de geschiedenis van zorgmijding van betrokkene. De behandelaar heeft aangegeven dat betrokkene momenteel goed meewerkt, maar dat zonder de structuur van een zorgmachtiging de kans groot is dat zij haar medicatie afbouwt of stopt, wat leidt tot een terugval. De rechtbank heeft daarom besloten dat verplichte zorg noodzakelijk is, met inbegrip van het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van betrokkene. De rechtbank heeft de gevraagde machtiging verleend, met de opmerking dat de vormen van verplichte zorg evenredig en effectief zijn, en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter mr. Willemsen, in aanwezigheid van griffier mr. Brok, en is op schrift gesteld op 17 januari 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.