ECLI:NL:RBZWB:2025:2244

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
24/3005 ZW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering van eiseres na beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering door het UWV. Het UWV had op 6 maart 2023 besloten de uitkering per 7 april 2023 te beëindigen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde zijn standpunt in het bestreden besluit van 1 februari 2024. De rechtbank heeft op 8 april 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV gevolgd, die was gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen. Eiseres had zich ziekgemeld na een Covid-besmetting en later na een ongeval, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen adequaat onderzoek hebben verricht en dat de vastgestelde beperkingen van eiseres niet zijn onderschat. Eiseres heeft aangevoerd dat zij meer beperkt is dan door het UWV aangenomen, maar de rechtbank vindt dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met haar klachten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in staat is om met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, en dat zij dus niet voldoet aan de voorwaarden voor een ZW-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op een vergoeding voor griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3005 ZW

uitspraak van 17 april 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Rotterdam), verweerder,
gemachtigde: [gemachtigde] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 6 maart 2023 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 7 april 2023.
Met het bestreden besluit van 1 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de beëindiging van de uitkering gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (zij komt later binnen), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 7 april 2023.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Eiseres is werkzaam geweest als medewerker kaasfabriek. Tijdens een periode van werkloosheid heeft eiseres zich op 27 september 2021 ziekgemeld vanwege een Covid-besmetting.
Het UWV heeft met ingang van 1 oktober 2021, nadat de maximale uitkeringstermijn van de WW-uitkering van eiseres was bereikt, aan haar een ZW-uitkering toegekend.
Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV vastgesteld dat eiseres in staat is om passende arbeid te verrichten. Met het besluit van 17 januari 2023 heeft het UWV daarom de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 18 februari 2023 beëindigd.
Op 24 januari 2023 heeft eiseres zich ziekgemeld na een ongeval.
Met het besluit van 2 maart 2023 heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 18 februari 2023 voortgezet.
Met het primaire besluit van 6 maart 2023 heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres, na een eerstejaars ZW-beoordeling, met ingang van 7 april 2023 beëindigd.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 1 februari 2024 heeft het UWV dit bezwaar ongegrond verklaard.
3.2
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur, haar lichamelijk en psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft op 2 maart 2023 gerapporteerd dat eiseres belemmeringen ervaart na een auto-ongeluk. Door de curatieve sector is onderzoek gedaan, waarna behandeling is ingezet. Er werden niet direct afwijkingen geconstateerd bij onderzoek. Eiseres is recent gestart met fysiotherapie. De fysiotherapeut noemt een mogelijke whiplash. De klachten van eiseres persisteren. Zij heeft pijnklachten aan het hoofd, nek en rug en problemen met de concentratie. Hierdoor heeft zij problemen in het dagelijks functioneren. Er is geen sprake van inactiviteit. Eiseres is ADL-zelfstandig en verricht de dagelijkse activiteiten, rekening houdend met haar klachten. Volgens de verzekeringsarts is er medisch gezien geen contra-indicatie voor werken. Gelet op de anamnese, dagactiviteiten en overige bevindingen bij onderzoek is er geen reden om aan te nemen dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is op medische gronden. Eiseres is niet opgenomen, niet bedlegerig, ADL-zelfstandig en er is geen ernstige stoornis in het persoonlijk en sociaal functioneren. Tot slot is er ook geen levensverwachting korter dan een jaar. Wel gelden er volgens de verzekeringsarts beperkingen ten opzichte van het normaal functioneren. De klachten van eiseres zijn plausibel en consistent met de externe en eigen bevindingen. Door de fysiotherapeut wordt gesproken over een whiplash die gezien de oorzaak van de problematiek en klachten passend kan zijn. Daarbij is het reëel uit te gaan van een zekere lichamelijke kwetsbaarheid. Gelet op de problematiek is het van belang om in beweging te blijven en dient voor overbelasting gewaakt te worden. De verzekeringsarts neemt beperkingen op dynamische handelingen en statische houdingen aan om dit te ondervangen. Daarnaast dient volgens de verzekeringsarts rekening te worden gehouden met een verminderde energetische belastbaarheid. Eiseres is aangewezen op werk dat niet te zwaar belastend is. Met de gestelde beperkingen worden de vermoeidheidsklachten ondervangen. In goed passende arbeid is er noch op aanvullende energetische gronden noch op preventieve grond reden om een urenbeperking aan te nemen. Bij onderzoek zijn er geen evidente tekenen van concentratie- en geheugenvermindering. Dat blijkt ook niet uit de overige informatie van de curatieve sector. Er is geen sprake van een ernstige psychische stoornis of een stoornis met ernstige schade van de hersenen. Als vuistregel voor een beperking op ‘aandacht’ geldt dat als betrokkene zelfstandig naar het spreekuur is gekomen en adequaat heeft deelgenomen aan het beoordelingsgesprek er geen sprake van een beperking is op dit punt. Tijdens het psychisch onderzoek dat meer dan 25 minuten heeft geduurd constateert de verzekeringsarts een normale aandacht, aandachtverdeling en concentratie. Voor een beperking op ‘herinneren’ moet de continuïteit van handelen gevaar lopen. Dit is bij eiseres niet aan de orde. De verzekeringsarts neemt op basis van de bevindingen bij onderzoek enkele beperkingen op preventieve gronden op persoonlijk en sociaal functioneren aan. Dit om verdere overbelasting te voorkomen. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 2 maart 2023.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en informatie van fysiotherapeut [naam 1] van 12 mei 2023 in zijn onderzoek betrokken. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres niet gezien op een hoorzitting. Eiseres heeft niet verzocht om een hoorzitting en de verzekeringsarts b&b achtte een medisch onderzoek niet noodzakelijk. Na het bestuderen van de medische feiten, de ingebrachte gegevens en de bezwaargronden heeft de verzekeringsarts b&b geconcludeerd dat eiseres door de primaire verzekeringsarts adequaat is onderzocht. De ingebrachte medische gegevens wijzen niet op een andere of ernstigere medische aandoening dan de primaire verzekeringsarts met eiseres heeft besproken. Uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts blijkt volgens de verzekeringsarts b&b dat het onderzoek door hem deugdelijk is geweest. De klachten en beperkingen zijn aan de orde geweest en er heeft een op die klachten gericht medisch onderzoek plaatsgevonden. De conclusie van de primaire verzekeringsarts is gebaseerd op voldoende gegevens, de amnese, het dagverhaal en eigen medisch onderzoek. Eiseres heeft bij de primaire verzekeringsarts niet aangegeven dat er, naast de cognitieve klachten, ook sprake is van overgevoeligheid voor visuele en auditieve prikkels. Auditieve prikkels zouden overigens beperkt kunnen worden door het dragen van geluidafschermende middelen. Bovendien rijdt eiseres weer beperkt auto en blijkt uit de gegevens niet dat sprake is van ernstige stoornissen op dit vlak. In de FML heeft de primaire verzekeringsarts rekening gehouden met de nek- en rugklachten van eiseres, haar bekkenklachten, hoofdpijnen en cognitieve klachten. De verzekeringsarts b&b ziet op basis van de medische feiten geen reden om verdergaande beperkingen te stellen.
De verzekeringsarts b&b heeft in beroep gereageerd op de door eiseres overgelegde medische informatie. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat de neuroloog periodiek wisselende hoofdpijn, migraine en vergeetachtigheid vaststelt. Eiseres heeft hiervoor medicatie voorgeschreven gekregen. Bij heftige aanvallen is er sprake van overgevoeligheid voor licht, soms misselijkheid en rust eiseres op bed. Dit beeld past volgens de verzekeringsarts b&b bij migraineklachten, maar is buiten dergelijke heftige aanvallen geen reden om eiseres meer of zwaarder te beperken. Door [naam 2] werden geen afwijkingen aan het bewegingsapparaat gevonden. Er werd een licht postcommotioneel beeld vastgesteld naar aanleiding van het ongeval in 2023. Eiseres werd voor ergo-therapeutische behandeling doorverwezen. Deze gegevens zijn volgens de verzekeringsarts b&b grotendeels gelijk aan de reeds bekende medische feiten die zijn beschreven in de brief van Fysiotherapie [naam 3] van 12 mei 2023. De verzekeringsarts b&b concludeert dat deze informatie geen wezenlijk nieuwe feiten bevat anders dan dat eiseres vanwege de al bekende, maar aanhoudende klachten opnieuw is onderzocht en is doorverwezen voor ergotherapeutische behandeling ruim na datum in geding. De verzekeringsarts b&b ziet dan ook geen aanleiding om de belastbaarheid van eiseres te wijzigen.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het onzorgvuldig is dat de verzekeringsarts b&b haar niet in persoon heeft gezien en dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen aangenomen.
Eiseres heeft bij een ongeval een whiplash opgelopen en heeft daardoor klachten aan nek, schouder en rug. Zij staat hiervoor nog steeds onder behandeling. Er bestaan tekenen van een postcommotioneel syndroom. Eiseres is depressief, vergeetachtig, heeft ernstige hoofdpijnklachten, is gevoelig voor licht en geluid en heeft vermoeidheidsklachten.
Dat de gevoeligheid voor licht en geluid niet bij de primaire verzekeringsarts is gemeld betekent niet dat deze beperkingen niet bestaan. Eiseres heeft wel op de concentratie-problemen en vergeetachtigheid gewezen. Deze klachten worden echter evenmin erkend.
Door de primaire verzekeringsarts zijn de vermoeidheidsklachten door Covid en een slechte nachtrust benoemd. Zonder nadere motivering is echter afgezien van een urenbeperking en wordt alleen ingezet op licht fysieke werkzaamheden.
Daarnaast had volgens eiseres in verband met een chronisch pijnsyndroom aan beide knieën een beperking op beoordelingspunt 5.4 (staan tijdens het werk) vastgesteld moeten worden.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres medische informatie van huisarts [naam 4] van 1 juli 2014, van neuroloog [naam 5] van 15 augustus 2024, van revalidatiearts [naam 6] van 7 augustus 2024 en van ergotherapeut [naam 7] van 5 augustus 2024 overgelegd.
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig geweest. Zij waren op de hoogte van de klachten van eiseres, waaronder klachten aan nek en rug, hoofdpijnen, cognitieve klachten en klachten van vermoeidheid. De verzekeringsartsen hebben naar die klachten onderzoek verricht. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres gezien, haar lichamelijk en psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht en de door eiseres in bezwaar overgelegde informatie van de fysiotherapeut in zijn onderzoek betrokken. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b de door eiseres in beroep overgelegde informatie meegenomen en gewogen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn in ieder geval geen onderzoeksactiviteiten gemist.
Op zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat de stelling in het beroepschrift, dat het als onzorgvuldig wordt ervaren dat de door eiseres ervaren klachten door de verzekeringsarts b&b worden afgewezen zonder haar in persoon te zien, niet als beroepsgrond bedoeld is en dat de rechtbank daarover geen oordeel hoeft te vellen. De rechtbank zal dat dan ook niet doen.
Dat geldt ook voor de beroepsgrond met betrekking tot de knieklachten en de beperking op staan tijdens het werk. Die grond heeft eiseres op zitting laten vallen. Ook daarover zal de rechtbank daarom niet oordelen.
Met betrekking tot de stelling van eiseres dat zij problemen heeft met auditieve en visuele prikkels heeft de verzekeringsarts b&b aangegeven dat eiseres deze problemen niet heeft gemeld bij de primaire verzekeringsarts. Dat er ernstige stoornissen bestaan op dit vlak blijkt ook niet uit de medische informatie. Daarnaast rijdt eiseres beperkt auto, waarbij zij wordt geconfronteerd met diverse prikkelmomenten, en kunnen auditieve prikkels beperkt worden door het dragen van geluidafschermende middelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b hiermee afdoende gemotiveerd waarom er geen beperking op auditieve en visuele prikkels is opgenomen in de FML.
Dat geldt ook voor de stelling dat eiseres depressief is. Eiseres maakt eerst in deze procedure melding van depressieve klachten. Bovendien blijkt uit de medische stukken niet van depressiviteit. Met deze klachten hebben de verzekeringsartsen in de FML daarom evenmin rekening hoeven (en kunnen) houden.
Eiseres heeft verder gewezen op haar concentratieproblemen en vergeetachtigheid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b afdoende gemotiveerd dat met die cognitieve klachten in de FML rekening is gehouden door beperkingen aan te nemen in persoonlijk functioneren; eiseres is aangewezen op werk zonder veelvuldige storingen/ onderbrekingen en deadlines/productiepieken. De rechtbank betrekt hierbij dat de primaire verzekeringsarts bij psychisch onderzoek, dat meer dan 25 minuten duurde, geen afwijkingen in aandacht, aandachtverdeling of concentratie vond.
Met betrekking tot de door eiseres in beroep overgelegde medische informatie van de huisarts, de neuroloog, de revalidatiearts en de ergotherapeut overweegt de rechtbank dat zij de reactie van de verzekeringsarts b&b hierop afdoende vindt. De rechtbank leidt uit het dossier eveneens af dat de persisterende klachten van pijn aan nek en rug, hoofdpijn en vergeetachtigheid/geheugen/vermoeidheid, die in die informatie worden benoemd, bij de verzekeringsartsen al bekend waren. Bovendien blijkt uit deze informatie dat een MRI en lichamelijk onderzoek is verricht en dat daarbij geen afwijkingen konden worden vastgesteld/geobjectiveerd. Daarnaast is deze informatie van juli en augustus 2024 en dus van ruim na datum in geding, 7 april 2023.
Eiseres heeft tot slot gesteld dat haar vermoeidheidsklachten door de verzekeringsartsen zijn erkend, maar zonder nadere motivering is afgezien van een urenbeperking.
De rechtbank stelt vast dat de primaire verzekeringsarts ten aanzien van een urenbeperking wel degelijk een nadere motivering heeft gegeven. Hij heeft gesteld dat er geen reden is om in goed passende arbeid een urenbeperking aan te nemen. Eiseres is aangewezen op werk dat niet te zwaar belastend is. Met de gestelde beperkingen worden de vermoeidheidsklachten volgens de verzekeringsarts ondervangen. Hiermee heeft de verzekeringsarts naar het oordeel van de rechtbank afdoende gemotiveerd waarom een urenbeperking niet aan de orde is. Dat eiseres na elke 2 uur 20 minuten moet rusten, zoals ter zitting gesteld, blijkt niet uit de medische informatie. Bovendien is de medische informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd, zoals reeds overwogen, van ruim na datum in geding.
De rechtbank komt tot de slotsom dat niet is gebleken dat in de FML van 2 maart 2023 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt daarom niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML van 2 maart 2023, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid
:productiemedewerker textiel (Sbc-code 272043), lader/losser (Sbc-code 111220) en productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180).
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) heeft de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies beoordeeld op geschiktheid voor eiseres. Hij concludeert ook dat deze functies geschikt zijn.
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat zij door de verdergaande medische beperkingen niet geschikt is voor de geduide functies. Zij kan de geduide functies niet verrichten, omdat nauwgezetheid hierin noodzakelijk is. Eiseres kan dat niet door haar concentratieproblemen en vergeetachtigheid.
Daarnaast zijn de functies productiemedewerker textiel en productiemedewerker industrie ongeschikt, vanwege het langdurig zitten en de functie productiemedewerker textiel vanwege de visuele en auditieve prikkels en vanwege het tillen.
5.3
De rechtbank ziet in deze beroepsgronden geen reden om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals eerder geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 7 april 2023.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Als gevolg hiervan krijgt eiseres geen vergoeding voor het griffierecht of de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 17 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: Wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).