In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering door het UWV. Het UWV had op 6 maart 2023 besloten de uitkering per 7 april 2023 te beëindigen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde zijn standpunt in het bestreden besluit van 1 februari 2024. De rechtbank heeft op 8 april 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV gevolgd, die was gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen. Eiseres had zich ziekgemeld na een Covid-besmetting en later na een ongeval, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen adequaat onderzoek hebben verricht en dat de vastgestelde beperkingen van eiseres niet zijn onderschat. Eiseres heeft aangevoerd dat zij meer beperkt is dan door het UWV aangenomen, maar de rechtbank vindt dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met haar klachten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in staat is om met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, en dat zij dus niet voldoet aan de voorwaarden voor een ZW-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op een vergoeding voor griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 april 2025.