Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het UWV. De eiser had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een professionele herbeoordeling op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), ingediend op 25 maart 2024. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, omdat het UWV de beslistermijn had overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV uiterlijk op 20 mei 2024 had moeten beslissen, maar dit niet had gedaan. Eiser had het UWV in gebreke gesteld op 14 oktober 2024, waarna de rechtbank besloot dat het UWV alsnog binnen vier maanden na de uitspraak een besluit moest nemen. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat het UWV het griffierecht van € 385,- en proceskosten van € 453,50 aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.