In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het UWV beoordeeld. Eiser heeft een aanvraag tot herbeoordeling op grond van de Wet werk en inkomsten naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend op 6 maart 2023. Het UWV heeft echter niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot het indienen van een beroep door eiser. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn van acht weken heeft overschreden, aangezien zij uiterlijk op 2 mei 2023 had moeten beslissen. Eiser heeft het UWV op 10 augustus 2023 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen vier maanden na de uitspraak een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het UWV het griffierecht van € 385,- en proceskosten van € 453,50 aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.