ECLI:NL:RBZWB:2025:2271

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
C/02/427764 / FA RK 24-4844
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hopmans
  • mr. Duerink-Bottinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding, hoofdverblijf en kinderalimentatie in een Turkse huwelijkscontext

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in 1994 in Turkije met elkaar zijn gehuwd. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.A. Broekman-de Feijter, heeft op 18 oktober 2024 een verzoek tot echtscheiding ingediend. Tijdens een regiezitting op 11 maart 2025 is de ontvankelijkheid van het verzoek besproken, waarbij de man niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw redelijkerwijs niet in staat was om een ouderschapsplan over te leggen, wat normaal gesproken vereist is bij een echtscheidingsverzoek. Desondanks heeft de rechtbank de vrouw ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot echtscheiding.

De rechtbank heeft rechtsmacht vastgesteld op basis van de verblijfplaats van partijen in Nederland en heeft Nederlands recht als toepasselijk verklaard. De verzoeken van de vrouw met betrekking tot de echtscheiding, het hoofdverblijf van het minderjarige kind en de kinderalimentatie zijn toegewezen, aangezien de man niet heeft gereageerd op de verzoeken. De vrouw is als huurster van de echtelijke woning aangewezen en het hoofdverblijf van het minderjarige kind is bij haar vastgesteld. De man is veroordeeld tot betaling van € 376,- per maand voor de kosten van de verzorging en opvoeding van het kind. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/427764 / FA RK 24-4844
Datum uitspraak: 9 april 2025
beschikking betreffende echtscheiding
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.A. Broekman-de Feijter in Middelburg,
en
[de man],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de man.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 18 oktober 2024 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen;
- het op 28 oktober 2024 uitgebrachte betekeningsexploot;
- het F9-formulier van mr. Broekman- de Feijter van 8 januari 2025.
1.2. Op 11 maart 2025 is de ontvankelijkheid van het verzoek tot echtscheiding tijdens een zogenoemde regiezitting besproken. Bij die behandeling is gekomen de vrouw, met haar advocaat. Ook was een vertegenwoordiger aanwezig namens de Raad. De man is juist opgeroepen, maar is niet gekomen.
1.3. Na te noemen minderjarige is gelet op zijn leeftijd in staat gesteld zijn mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek
.Hij heeft hiervan gebruik gemaakt door middel van het sturen van een brief.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] 1994 in [plaats], Turkije met elkaar gehuwd.
2.2.
Uit hun huwelijk is het volgende, nu nog minderjarige kind geboren: [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 in [geboorteplaats].
2.3.
Partijen bezitten allebei de Turkse en de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de echtscheiding uit te spreken in het op [datum] 1994 te [plaats], Turkije, tussen partijen gesloten huwelijk met alle wettelijke gevolgen van dien;
II. te bepalen dat de vrouw bij uitsluiting huurster zal zijn van de woning aan het [adres] te [woonplaats];
III. het door partijen nog te ondertekenen ouderschapsplan aan de beschikking te hechten en te bepalen dat de bepalingen uit het ouderschapsplan deel uitmaken van de te geven beschikking;
In het geval dat partijen niet tot een ouderschapsplan kunnen komen:
IV. te bepalen dat het hoofdverblijf van het minderjarige kind [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats], bij de vrouw is;
V. de man te veroordelen tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 376,- per maand als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van het minderjarige kind van partijen [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats].

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1.
De vrouw heeft op 18 oktober 2024 een verzoek tot echtscheiding ingediend. Op grond van artikel 828 juncto 815 lid 2 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding, heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815 lid 6 Rv).
4.2.
Op 11 maart 2025 heeft de rechtbank het ontbreken van het ouderschapsplan tijdens de zogenoemde regiezitting met de vrouw besproken. De rechtbank is van oordeel dat op grond van hetgeen tijdens de regiezitting naar voren is gebracht, voldoende aannemelijk is geworden dat van de vrouw redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat zij binnen een redelijke termijn alsnog een ouderschapsplan overlegt dat voldoet aan alle vereisten van artikel 815 lid 3 Rv. De rechtbank verklaart de vrouw dan ook, ondanks het ontbreken van een ouderschapsplan, ontvankelijk in haar verzoek tot echtscheiding.
Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.3.
De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, aangezien ten tijde van de indiening van het verzoek partijen hun gewone verblijfplaats hadden in Nederland. Op grond van artikel 10:56 BW is Nederlands recht van toepassing op het verzoek tot echtscheiding.
Hoofdverblijf
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.4.
De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek omtrent het hoofdverblijf op grond van artikel 7 Brussel II-ter, nu de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Op grond van artikel 15 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands recht van toepassing op het verzoek omtrent het hoofdverblijf.
Huurrecht
4.5.
De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek omtrent het huurrecht op grond van artikel 4 lid 3 sub a juncto artikel 827 lid 1 sub f Rv. De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
Kinderalimentatie
4.6.
De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek omtrent de kinderalimentatie op grond van artikel 3 Alimentatieverordening, nu de minderjarige als alimentatiegerechtigde zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Op grond van artikel 3 lid 1 van het Haags Alimentatie Protocol is Nederlands recht van toepassing op het verzoek.
Verstek
4.7.
De verzoeken zijn op wettelijk voorgeschreven wijze aan de man betekend. Binnen de daartoe gestelde termijn is geen verweerschrift ontvangen.
4.8.
De rechtbank zal de verzoeken van de vrouw omtrent de echtscheiding en het huurrecht als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.
4.9.
De rechtbank zal het primaire verzoek van de vrouw om het door partijen nog te ondertekenen ouderschapsplan aan de beschikking te hechten afwijzen nu is gebleken dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd. De rechtbank zal de subsidiaire verzoeken van de vrouw omtrent het hoofdverblijf van de minderjarige en de door de man te betalen bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen. Het is de rechtbank ook niet gebleken dat de belangen van de minderjarige zich hiertegen verzetten.
4.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [datum] 1994 in [plaats], Turkije, met elkaar gehuwd;
5.2.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw vanaf de dag dat deze beschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand de huurster zal zijn van de echtelijke woning, gelegen aan [adres], [woonplaats];
5.3.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2011 zijn hoofdverblijf heeft bij de vrouw;
5.4.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man met ingang van de datum van deze beschikking ten behoeve van de verzorging en opvoeding van genoemde [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2011 aan de vrouw voor de toekomst bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 376,- per maand;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hopmans, en, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Duerink-Bottinga in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.