In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 april 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst van 19 januari 2023 beoordeeld. De inspecteur had navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd voor de jaren 2014 en 2015, alsook een aanslag voor 2016. Belanghebbende verzocht om een integrale kostenvergoeding voor de bezwaarfase, die door de inspecteur was vastgesteld op € 1.776. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld, wat heeft geleid tot extra kosten voor belanghebbende. De rechtbank kent een hogere kostenvergoeding toe van in totaal € 10.000 voor de bezwaar- en beroepsfase samen. Daarnaast wordt belanghebbende een immateriële schadevergoeding van € 1.500 toegekend vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar. De rechtbank concludeert dat de beslissing van de inspecteur moet worden vernietigd en dat het griffierecht aan belanghebbende moet worden vergoed.