In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort voor een minderjarige, geboren in Polen. De vrouw, die de minderjarige verzorgt, heeft het verzoek ingediend omdat het paspoort van de minderjarige sinds juli 2023 is verlopen en zij zonder toestemming van de man, die geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, geen nieuw paspoort kan aanvragen. De man is niet verschenen op de mondelinge behandeling, en heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd het verzoek toe te wijzen, waarbij het belang van de minderjarige om te kunnen reizen met de vrouw naar het buitenland werd benadrukt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over de minderjarige uitoefenen volgens Pools recht, en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om het verzoek te beoordelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de vrouw toewijsbaar is, gezien het belang van de minderjarige en het ontbreken van verweer van de man. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ongeacht een eventueel hoger beroep.