ECLI:NL:RBZWB:2025:2274

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
C/02/427429 / FA RK 24-4680
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Hopmans
  • A. Duerink-Bottinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor paspoortaanvraag minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort voor een minderjarige, geboren in Polen. De vrouw, die de minderjarige verzorgt, heeft het verzoek ingediend omdat het paspoort van de minderjarige sinds juli 2023 is verlopen en zij zonder toestemming van de man, die geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, geen nieuw paspoort kan aanvragen. De man is niet verschenen op de mondelinge behandeling, en heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd het verzoek toe te wijzen, waarbij het belang van de minderjarige om te kunnen reizen met de vrouw naar het buitenland werd benadrukt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over de minderjarige uitoefenen volgens Pools recht, en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om het verzoek te beoordelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de vrouw toewijsbaar is, gezien het belang van de minderjarige en het ontbreken van verweer van de man. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/427429 / FA RK 24-4680
datum uitspraak: 10 april 2025
beschikking over vervangende toestemming paspoort
in de zaak van
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.J. Bronsveld in Bergen op Zoom,
tegen
[de man] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna: de man.
over de minderjarige:
-
[minderjarige] ,geboren te [geboorteplaats] , Polen op [geboortedag] 2009.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zit het volgende stuk:
- het op 9 oktober 2024 ontvangen verzoek, met bijlagen;
- de oproep van de man door griffier van deze rechtbank in de Staatscourant van 17 december 2024.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 18 maart 2025. Bij die behandeling is gekomen de vrouw, met mr. Ergec, een kantoorgenoot van mr. Bronsveld. Ook was een vertegenwoordiger aanwezig namens de Raad.
De man is juist opgeroepen, maar is niet gekomen.
1.3
[minderjarige] heeft de mogelijkheid gekregen om te zeggen wat hij van het verzoek vindt. Hier heeft hij gebruik van gemaakt door middel van het sturen van een brief.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren.
2.2
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.3
Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige] .
2.4
De vrouw en [minderjarige] hebben de Poolse nationaliteit, de man heeft vermoedelijk ook de Poolse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt over te gaan tot het verstrekken van een vervangende toestemming ter verkrijging van een paspoort voor de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2009.
3.2
De man heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om het verzoek te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

De standpunten
4.1
Door en namens de vrouw wordt in het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. [minderjarige] is in 2009 in Polen geboren en woont sinds 2013 bij de vrouw in Nederland. De vrouw heeft al sinds 2018 geen contact meer met de man. De man heeft ook geen vaste woon- of verblijfplaat en de vrouw weet niet waar hij verblijft. Ook tussen [minderjarige] en de man is geen contact meer. Het paspoort van [minderjarige] is sinds juli 2023 verlopen en niet meer geldig. De vrouw wil ook graag met [minderjarige] naar het buitenland op vakantie en daarvoor is het ook noodzakelijk dat [minderjarige] over een paspoort beschikt. De vrouw wil een aanvraag doen voor een nieuw paspoort voor [minderjarige] bij de Poolse ambassade, maar daarvoor is ook de toestemming van de man nodig. En die kan de vrouw niet krijgen. Om die reden verzoekt zij aan haar vervangende toestemming te verlenen zodat ze het paspoort voor [minderjarige] kan aanvragen.
4.2
De Raad verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat het belangrijk is dat [minderjarige] over een geldig paspoort beschikt en dat hij met de vrouw op vakantie naar het buitenland kan. De Raad adviseert het verzoek van de vrouw dan ook toe te wijzen.
De inhoudelijke beoordeling
4.3
Op grond van artikel 7 Brussel II-ter is de Nederlandse rechter bevoegd het verzoek van de vrouw te beoordelen, nu [minderjarige] op het moment van de indiening van het verzoek zijn gewone verblijfplaats in Nederland had. Op grond van artikel 15 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is het Nederlands recht van toepassing op het verzoek.
4.4
Voor de beoordeling van het verzoek van de vrouw is van belang om eerst vast te stellen of de ouders naar Pools recht, nu [minderjarige] daar is geboren, van rechtswege gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag over hem. In de beoordeling moet ook worden betrokken dat de ouders niet met elkaar gehuwd zijn geweest.
4.5
De rechtbank overweegt dat [minderjarige] op [geboortedag] 2009 in Polen is geboren. Naar Pools recht berust het ouderlijk gezag vanaf het moment van de geboorte bij beide ouders, ongeacht of zij al dan niet met elkaar gehuwd zijn en ongeacht of zij al dan niet met elkaar samenwonen. De gezamenlijke gezagsuitoefening duurt voort tot de meerderjarigheid (artikel 93 & 1 Fw). Artikel 3 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 bepaalt dat een gezagsverhouding die van rechtswege voortvloeit uit de interne wet van de Staat waarvan de minderjarige onderdaan is, in alle verdragsstaten wordt erkend. Dit betekent dat het gezamenlijk gezag dat van rechtswege is ontstaan in Polen nog steeds bestaat.
4.6
In artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat geschillen over het samen uitoefenen van het gezag op verzoek van een ouder aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank neemt dan een beslissing die zij in het belang van het kind vindt.
De rechter moet eerst bekijken of de ouders met elkaar afspraken kunnen maken (artikel 1:253a lid 5 Burgerlijk Wetboek/BW).
4.7
De rechtbank oordeelt als volgt. Omdat de vader niet op de mondelinge behandeling is verschenen heeft de rechtbank geen vergelijk tussen de ouders kunnen beproeven. De rechtbank komt dan ook toe aan de inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de vrouw.
4.8
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de vrouw voor toewijzing gereed ligt. Het is in het belang van [minderjarige] dat hij zich kan legitimeren en dat hij met de vrouw op vakantie kan naar het buitenland. Het bezit van een paspoort is ook noodzakelijk in regelmatig voorkomende situaties, zoals ziekenhuisbezoeken. Nu het huidige paspoort van [minderjarige] is verlopen zal het verzoek, nu de man daartegen ook geen verweer heeft gevoerd, worden toegewezen.
4.9
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing per direct moet worden gevolgd en dat een eventueel hoger beroep die beslissing niet schorst.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verleent toestemming aan de vrouw – die de toestemming van de man vervangt - voor de aanvraag van een paspoort voor de [minderjarige]
,geboren te [geboorteplaats] , Polen op [geboortedag] 2009;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hopmans en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2025 in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.