ECLI:NL:RBZWB:2025:228

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
C/02/430505 / FA RK 25-56
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • W. Willemsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 januari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1942. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor een periode van zes weken. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, en verschillende zorgverleners zijn gehoord. De betrokkene verblijft op dat moment in een zorginstelling en heeft eerder een inbewaringstelling ondergaan, die door de burgemeester van Oosterhout was opgelegd op 6 januari 2025.

Tijdens de behandeling heeft de betrokkene aangegeven niet in de zorginstelling te willen blijven, maar zijn dochter heeft aangegeven dat dit noodzakelijk is. De behandelende arts en verpleegkundige hebben verklaard dat de betrokkene niet in staat is voor zichzelf te zorgen en dat er gevaarlijke situaties zijn ontstaan door zijn gedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder levensgevaar en gevaar voor de veiligheid van anderen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om dit gevaar te voorkomen.

De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van zes weken, met de mogelijkheid tot verlenging indien nodig. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter W. Willemsen, met mr. Brok als griffier. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/430505 / FA RK 25-56
Datum uitspraak: 9 januari 2025
Beschikking voortzetting inbewaringstelling
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1942 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [plaats] ,
advocaat mr. H. van der Sluis-Westerlaan te Oosterhout .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 7 januari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 januari 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, mr. H. van der Sluis-Westerlaan;
  • mevrouw [naam 1] , specialist ouderengeneeskunde, behandelaar;
  • mevrouw [naam 2] , verpleegkundige;
  • mevrouw [naam 3] , dochter van betrokkene;
  • de heer [naam 4] , schoonzoon van betrokkene.

2.Wat vaststaat

2.1.
Betrokkene verblijft met een inbewaringstelling in [stichting]. De burgemeester van Oosterhout heeft de inbewaringstelling op 6 januari 2025 genomen.

3.Het verzoek

3.1.
Het CIZ verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene geeft aan niet in het verzorgingstehuis te willen blijven, maar dat hij dat wel moet van zijn dochter. Volgens betrokkene heeft hij voorlopig nog nergens last van. Hij stelt niet op de weg te hebben gestaan, maar enkel over het fietspad te hebben gelopen.
4.2.
De behandelaar van betrokkene geeft aan dat ze de medische verklaring summier vindt en dat ze betrokkene pas sinds de dag voorafgaand aan de mondelinge behandeling kent. Betrokkene maakt op de behandelaar een vriendelijke indruk. Betrokkene wil wel weg van de afdeling omdat hij volgens hem geen klachten heeft met betrekking tot zijn gezondheid. Betrokkene geeft meestal adequate antwoorden, maar met momenten kan hij zijn eigen situatie niet meer overzien. De behandelaar heeft zich verdiept in het dossier van de huisarts en maakt daaruit op dat er de afgelopen maanden gevaarlijke situaties hebben plaatsgevonden. Zo zorgde betrokkene voor overlast bij de buren, ging hij voor rijdende auto’s staan, laat hij de deur van zijn huis open en is er sprake van wegloopgedrag. Hij ziet het gevaar van die handelingen niet meer in. Daarnaast eet en drinkt betrokkene niet goed en verwaarloost hij zichzelf. In de thuissituatie is betrokkene een gevaar voor zichzelf en ligt verwaarlozing op de loer.
4.3.
De verpleegkundige stelt dat ze betrokkene proberen te begeleiden als hij weg wil en dat hij dan voor een aantal minuten te corrigeren is, maar dat het daarna weer hetzelfde is. Tevens bevestigt zij dat betrokkene niet meer voor zijn eigen voeding kan zorgen en dat hij zijn persoonlijke hygiëne niet zelf kan waarborgen.
4.4.
Volgens de advocaat van betrokkene staat er in het dossier niet meer vermeld dan in het dossier stond bij een eerder verzoek tot een rechterlijke machtiging. Daarnaast wil betrokkene graag naar huis en bepleit de advocaat derhalve afwijzing van het verzoek. Daarbij vermeldt ze wel dat ze kan begrijpen dat de situatie van betrokkene het afgelopen jaar verslechterd is en dat ze na het verhaal van de behandelaar voor kan stellen dat het niet meer verantwoord is om betrokkene thuis te laten wonen.
4.5.
De dochter en schoonzoon van betrokkene reageren hevig geëmotioneerd en geagiteerd tijdens de mondelinge behandeling. Zij zijn van mening dat er een machtiging moet worden verleend voor een veel langere periode en dat dat ook al veel eerder had moeten gebeuren.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes weken. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- levensgevaar;
- bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat betrokkene onder invloed van een ander raakt;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.3.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat betrokkene op de autoweg voor auto’s gaat staan om ze aan te houden. Hij loopt daarbij roekeloos de weg op en stapt hij bij vreemden in de auto. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene in de thuissituatie overlast veroorzaakt en dat hij de mogelijke gevaren van zijn handelen niet meer overziet.
5.4.
Vermoed wordt dat het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychogeriatrische aandoening.
5.5.
Het ernstig nadeel is zodanig onmiddellijk dreigend dat een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht.
5.6.
Voortzetting van de inbewaringstelling is noodzakelijk en geschikt om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene verzet zich hiertegen.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1942 in [geboorteplaats] ;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
20 februari 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2025 door mr. Willemsen, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier, en op schrift gesteld op 17 januari 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.