In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 april 2025, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in beroep gaat tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) over de jaren 2014 en 2015. De inspecteur van de Belastingdienst had navorderingsaanslagen opgelegd op basis van informatie verkregen uit een strafrechtelijk onderzoek naar de belanghebbende, die eerder was veroordeeld voor hennepteelt. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur gedeeltelijk aannemelijk heeft gemaakt dat de belanghebbende meer inkomen heeft genoten dan aangegeven, maar matigt de vergrijpboete die aan de belanghebbende was opgelegd. De rechtbank concludeert dat de navorderingsaanslag IB/PVV voor 2014 moet worden verminderd tot € 68.621, en dat de boete verder moet worden gematigd tot € 4.000. Daarnaast heeft de belanghebbende recht op proceskostenvergoeding en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank wijst de verzoeken van de belanghebbende voor vergoeding van proceskosten en immateriële schade toe, en veroordeelt de inspecteur en de Staat tot betaling van deze vergoedingen.