Op 9 januari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1997. De rechtbank ontving het verzoekschrift op 8 januari 2025, waarna een mondelinge behandeling met gesloten deuren volgde. Tijdens deze zitting zijn de betrokkene, zijn advocaat mr. C.J.M. Veth, en twee zorgprofessionals gehoord. De betrokkene verblijft in een accommodatie onder een crisismaatregel die door de burgemeester van Tilburg op 7 januari 2025 is opgelegd. De officier van justitie verzocht om een machtiging tot voortzetting van deze maatregel voor drie weken.
De betrokkene heeft in het verleden suïcidale gedachten gehad en heeft recentelijk een suïcidepoging gedaan. Tijdens de zitting gaf hij aan dat hij nu niet meer dood wil, maar zijn behandelaar wees op de ernst van zijn situatie en het risico op terugval. De rechtbank oordeelde dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, met name levensgevaar, en dat de betrokkene niet in staat is om adequaat voor zichzelf te zorgen. De rechtbank verleende daarom de gevraagde machtiging voor de duur van tien dagen, met de mogelijkheid tot verplichte zorg, waaronder beperking van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie.
De rechtbank concludeerde dat de situatie van de betrokkene zo ernstig is dat een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van de betrokkene en zijn omgeving. De machtiging geldt tot en met 19 januari 2025, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Willemsen, rechter, in aanwezigheid van mr. Brok, griffier.