ECLI:NL:RBZWB:2025:2309

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
AWB 25_1897
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning

Op 18 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Oord, had bezwaar gemaakt tegen een verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van teeltondersteunende voorzieningen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. De voorzieningenrechter wees erop dat de vergunninghouder had verklaard dat de voorzieningen pas in oktober zouden worden geplaatst, en dat het college naar verwachting voor die tijd een beslissing op het bezwaar zou nemen. Hierdoor was er geen reden om een voorlopige voorziening te treffen, aangezien de beslissing op bezwaar kon worden afgewacht.

De voorzieningenrechter benadrukte dat het verzoek om voorlopige voorziening alleen kan worden toegewezen als er sprake is van onverwijlde spoed. Verzoeker had gesteld dat er een spoedeisend belang was vanwege een aanhangig beroep bij de Raad van State tegen het bestemmingsplan, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit niet relevant was voor de huidige situatie. De uitspraak van de voorzieningenrechter is gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1897

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 april 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. S. Oord),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, het college.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [de vergunninghouder] B.V. uit [plaats] (de vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen een verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van teeltondersteunende voorzieningen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.
1.2.
Met het bestreden besluit van 24 februari 2025 heeft het college de omgevingsvergunning verleend. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Vergunninghouder heeft verklaard dat de teeltondersteunende voorzieningen vanaf oktober zullen worden geplaatst. Naar verwachting zal het college een beslissing op bezwaar nemen voordat de teeltondersteunende voorzieningen worden geplaatst. De beslissing op bezwaar kan daarom worden afgewacht.
2.1.
Verzoeker heeft echter gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van de voorlopige voorziening, aangezien er een beroep en verzoek om voorlopige voorziening aanhangig is bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen het vigerende bestemmingsplan op grond waarvan de omgevingsvergunning is verleend. Hij vreest dat indien het bestemmingsplan wordt vernietigd, de daarop verleende omgevingsvergunning in rechte vast blijft staan op grond van de Tegelen-jurisprudentie [1] .
2.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, voor zover de Tegelen-jurisprudentie al van toepassing zou zijn op onderhavige situatie, dit alleen een rol kan spelen als de omgevingsvergunning onherroepelijk wordt voor de uitspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan. Daarvan is geen sprake zo lang er nog niet op het bezwaar is beslist en, als dat wel is gebeurd, zo lang er nog niet op een tijdig tegen de beslissing op bezwaar ingesteld beroep is beslist.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, 18 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zoals neergelegd in onder meer de uitspraak van de Afdeling van 21 december 1999, ECLI:NL:RVS:1999:AA4296.