ECLI:NL:RBZWB:2025:2310

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
AWB 24/4231
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot categoriewijziging van een watergang niet-ontvankelijk verklaard

Op 18 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarin eiser, eigenaar van een perceel, in beroep ging tegen een besluit van het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta. Dit besluit betrof de afwaardering van een B-watergang naar een C-watergang. Eiser was het niet eens met deze categoriewijziging en had hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft in haar uitspraak vastgesteld dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het geschil plaatsvond. De rechtbank legt uit dat zij niet bevoegd is om het beroep te behandelen, omdat het besluit van 30 november 2023 betrekking heeft op de wijziging van de profiellegger, waartegen geen beroep openstaat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank wijst erop dat het langlopende conflict tussen de buren over de watergang niet wordt opgelost door deze uitspraak en suggereert dat partijen via een onafhankelijke mediator tot een oplossing kunnen komen. Eiser krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4231

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. A. Schreijenberg),
en

het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta, het dagelijks bestuur.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [plaats] (de derde-partij)
(gemachtigde: mr. G.T. van de Weerdt).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een besluit tot afwaardering van een B-watergang naar een C-watergang. Eiser is het hiermee niet eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de rechtbank geen inhoudelijk oordeel geeft over het geschil. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Het dagelijks bestuur heeft op 30 november 2023 de categorie van de B-watergang [kenmerk], ter hoogte van [adres] in [plaats], gewijzigd naar categorie C. Eiser heeft hiertegen op 11 januari 2024 bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 11 april 2024 op het bezwaar van eiser is het dagelijks bestuur bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het dagelijks bestuur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De derde-partij heeft ook schriftelijk gereageerd.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser met zijn echtgenoot, de gemachtigde van eiser, namens het dagelijks bestuur [naam 1] en [naam 2] en de derde-partij zonder zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
3. Eiser is eigenaar van een perceel op het [adres]. De derde-partij is eigenaar van het naastgelegen perceel (huisnummer [huisnummer]). Tussen de percelen van de buren ligt de watergang [kenmerk].
3.1.
Met de brief van 11 september 2023 (verzonden op 25 september 2023) heeft de adviseur beheer het voornemen kenbaar gemaakt om over te gaan tot categoriewijziging van de watergang van categorie B naar categorie C. Eiser heeft hiertegen zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
3.2.
Met het besluit van 30 november 2023 is de watergang afgewaardeerd van categorie B naar categorie C. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
3.3.
De commissie bezwaarschriften heeft geadviseerd om het bezwaar ontvankelijk en ongegrond te verklaren.
3.4.
Het dagelijks bestuur heeft met het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard.
Staat beroep open tegen het bestreden besluit?
4. De rechtbank stelt zich – ambtshalve – voor de vraag of zij bevoegd is kennis te nemen van het beroep.
4.1.
Het dagelijks bestuur moet zorgdragen voor de vaststelling van een legger. In een legger wordt omschreven waaraan waterstaatswerken moeten voldoen wat betreft ligging, vorm, afmeting en constructie. [1] Onderdeel van de legger is een overzichtskaart, waarop de ligging van waterstaatswerken staat aangegeven en ook de daaraan grenzende beschermingszones. Dit wordt ook wel de profiellegger genoemd.
4.2.
Naast de zogeheten profiellegger wordt ook een onderhoudslegger vastgesteld. In een onderhoudslegger worden onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen van wateren aangewezen. [2]
4.3.
Op grond van artikel 8:5, eerste lid, van de Awb staat geen beroep open tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de bij de Awb behorende bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. Een besluit omtrent te vaststelling van de profiellegger staat hierin opgenomen, maar een besluit omtrent de vaststelling van de onderhoudslegger niet.
4.4.
Het dagelijks bestuur heeft ter zitting toegelicht dat zij van mening is dat het hier gaat om de wijziging van de onderhoudslegger. Een B-watergang is namelijk opgenomen op de leggerkaart en een C-watergang niet. Dit heeft invloed op de onderhoudsverplichting.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat zij niet bevoegd is te beslissen op het beroep. Het onderwerp van het besluit van 30 november 2023 betreft het “besluit tot categoriewijziging watergang [kenmerk]”. Uit het bestreden besluit blijkt ook niet expliciet dat het een wijziging van de onderhoudslegger betreft en dat de daarin aangewezen onderhoudsplichtigen en onderhoudsverplichtingen zijn gewijzigd. Het dagelijks bestuur heeft met het bestreden besluit niet besloten wie op welke wijze in algemene zin zorg moet dragen voor alle wateren die behoren tot een bepaalde categorie waterstaatswerken. De enkele verwijzing in het besluit van 30 november 2023 naar artikel 78 van de Waterschapswet maakt dat niet anders. Er is dus sprake van een wijziging van de zogeheten profiellegger, waartegen geen beroep open staat. De rechtbank verklaart het beroep om die reden niet-ontvankelijk.
4.6.
De rechtbank beseft dat hiermee het langlopende conflict over de watergang tussen de percelen van de beide betrokken buren niet wordt opgelost. Doordat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het besluit, kan zij hiervoor helaas geen oplossing bieden. De rechtbank wijst partijen op de mogelijkheid om via een onafhankelijke mediator samen in gesprek te gaan. Hopelijk kunnen zij op die manier komen tot een voor hen allen bevredigende oplossing.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 18 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Voorheen artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet en sinds 1 januari 2024 artikel 2.39 van de Ow.
2.Artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet.