ECLI:NL:RBZWB:2025:2327

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/2046
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag tot gelijke verdeling van kinderbijslag in het kader van co-ouderschap

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot gelijke verdeling van de kinderbijslag over hem en zijn ex-partner beoordeeld. Eiser, die sinds september 2020 gescheiden is van zijn ex-partner, heeft een aanvraag ingediend bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) voor de gelijkmatige uitbetaling van de kinderbijslag voor hun zoon, gebaseerd op een co-ouderschapsregeling. De SVB had eerder, op 13 juli 2023, de aanvraag goedgekeurd, maar herzag dit besluit op 16 november 2023, waarbij de aanvraag werd afgewezen en een terugvordering van te veel uitbetaalde kinderbijslag volgde.

De rechtbank behandelt de ontvankelijkheid van het beroep van eiser tegen het terugvorderingsbesluit en concludeert dat dit niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen bezwaar had gemaakt tegen het terugvorderingsbesluit voordat hij beroep aantekende. De rechtbank oordeelt dat de SVB terecht de aanvraag tot gelijke verdeling van de kinderbijslag heeft afgewezen, omdat de afspraken in het ouderschapsplan niet zijn gewijzigd en de ex-partner niet heeft ingestemd met een gelijke verdeling. De rechtbank benadrukt dat de SVB de kinderbijslag volledig aan de ex-partner moest uitbetalen, omdat de voorwaarden voor een gelijke verdeling niet zijn vervuld. Eiser krijgt geen terugbetaling van griffierecht of proceskosten.

De uitspraak is openbaar gemaakt en biedt inzicht in de toepassing van de Algemene kinderbijslagwet (AKW) en de relevante regelgeving omtrent de uitbetaling van kinderbijslag in situaties van co-ouderschap.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/2046 AKW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht (de SVB).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot gelijke verdeling van de kinderbijslag over hem en zijn ex-partner vanaf het 3e kwartaal van 2023 vanwege co-ouderschap.
1.1.
De SVB heeft met het besluit van 13 juli 2023 de aanvraag van eiser op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW) toegewezen. Vanaf het 3e kwartaal van 2023 is eiser de aanvrager van de kinderbijslag van zijn zoon en zal de SVB aan eiser en zijn ex-partner ieder de helft van de kinderbijslag betalen.
1.2.
Met het primaire besluit van 16 november 2023 heeft de SVB het besluit van 13 juli 2023 herzien en eisers aanvraag alsnog afgewezen.
Met een afzonderlijk besluit van 16 november 2023 heeft de SVB het te veel uitbetaalde bedrag aan kinderbijslag (€ 158,88) van eiser teruggevorderd (het terugvorderingsbesluit).
1.3.
Met het bestreden besluit van 4 januari 2024 op het bezwaar van eiser is de SVB bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.4.
De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en mr. P.C.A. Buskens namens de SVB
.

Feiten en omstandigheden

2. Eiser is gehuwd geweest met mevrouw [ex-partner] (ex-partner). Zij hebben samen drie minderjarige kinderen, een zoon en twee dochters. Zij leven sinds september 2020 gescheiden. Vanaf het 4e kwartaal van 2020 ontving eiser geen kinderbijslag meer voor de kinderen, omdat zij bij zijn ex-partner woonden.
Bij beschikking van 20 januari 2021 heeft de rechtbank Overijssel (team Familie- en Jeugdrecht) de echtscheiding tussen eiser en zijn ex-partner uitgesproken, onder veroordeling van partijen tot nakoming van hetgeen is overeengekomen in het bijgevoegde convenant, tevens ouderschapsplan. In het ouderschapsplan is ten aanzien van de kinderbijslag het volgende opgenomen:
“De kinderbijslag wordt gestort op rekening van de moeder.”.
Bij beschikking van 25 april 2023 van deze rechtbank (team Familie- en Jeugdrecht) wijzigt de rechtbank de beschikking van de rechtbank Overijssel van 20 januari 2021 en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan ten aanzien van het hoofdverblijf, de zorgregeling en de kinderbijdrage. De rechtbank bepaalt (kort weergegeven) dat het hoofdverblijf van de zoon bij eiser is, dat de zorgregeling over de drie kinderen wordt gewijzigd naar een gelijke verdeling (de co-ouderschapsregeling) en dat eiser aan zijn ex-partner een maandelijkse kinderbijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding moet betalen. De ex-partner heeft tegen de co-ouderschapsregeling hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij beschikking van 1 februari 2024 de co-ouderschapsregeling in de beschikking van 25 april 2023 bekrachtigd.
Op 1 mei 2023 heeft eiser bij de SVB een aanvraag om gelijk verdeelde uitbetaling van de kinderbijslag ingediend, onder verwijzing naar de co-ouderschapsregeling in de beschikking van 25 april 2023.
Met het besluit van 13 juli 2023 heeft de SVB aan eiser medegedeeld dat hij vanaf het 3e kwartaal van 2023 de aanvrager is van de kinderbijslag van zijn zoon. Omdat eiser met zijn ex-partner geen afspraken heeft gemaakt over de verdeling van de kinderbijslag, betaalt de SVB vanaf het 3e kwartaal van 2023 aan eiser en zijn ex-partner ieder de helft van de kinderbijslag.
Met het primaire besluit heeft de SVB het besluit van 13 juli 2023 herzien. Eiser blijft vanaf het 3e kwartaal 2023 aanvrager van de kinderbijslag van zijn zoon. Hij had echter al wel een afspraak gemaakt met zijn ex-partner over de betaling van kinderbijslag en die afspraak is niet veranderd. Daarom wordt de kinderbijslag (geheel) uitbetaald aan de ex-partner van eiser. Met het terugvorderingsbesluit heeft de SVB het te veel uitbetaalde bedrag aan kinderbijslag van eiser teruggevorderd.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Met het bestreden besluit heeft de SVB het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de SVB terecht het verzoek van eiser, om de kinderbijslag vanaf het 3e kwartaal van 2023 gelijk te verdelen tussen eiser en zijn ex-partner, heeft afgewezen. Daarnaast beoordeelt de rechtbank of het beroep van eiser tegen het terugvorderingsbesluit ontvankelijk is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van eiser niet. Het beroep van eiser tegen het terugvorderingsbesluit is niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Wettelijk kader

5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Gronden van eiser
6. Eiser voert in beroep aan dat de beschikking van de rechtbank van 25 april 2023 een co-ouderschapsregeling en een zorgregeling inhoudt. Volgens eiser houdt dit dan tevens in dat de uitbetaling van de kinderbijslag gelijk wordt verdeeld over hem en zijn ex-partner. De in het ouderschapsplan opgenomen afspraak over de kinderbijslag is achterhaald, omdat deze betrekking had op het feit dat de kinderen volledig bij zijn ex-partner verbleven en om het weekend bij hem. Daarnaast betwist eiser de terugvordering, omdat hij het eerste gedeelte van de kinderbijslag nooit heeft ontvangen.
Oordeel van de rechtbank
Is het beroep tegen het terugvorderingsbesluit ontvankelijk?
7. Eiser voert een grond aan tegen het terugvorderingsbesluit. De rechtbank stelt echter vast dat eiser geen bezwaar heeft gemaakt tegen het terugvorderingsbesluit voordat hij hiertegen beroep heeft ingediend. Dit is namelijk een vereiste voor een ontvankelijk beroep. [1] Nu eiser dit heeft nagelaten, moet de rechtbank het beroep voor zover gericht tegen het terugvorderingsbesluit niet-ontvankelijk verklaren.
7.1.
De SVB heeft ter zitting toegezegd dat indien de rechtbank van oordeel is dat eiser recht heeft op uitbetaling van de kinderbijslag, ook het terugvorderingsbesluit zal worden herzien. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding het beroepschrift als een (te laat ingediend) bezwaarschrift aan te merken en door te zenden aan de SVB.
Heeft eiser recht op gelijke verdeling van de uitbetaling van de kinderbijslag tussen hem en zijn ex-partner?
8. De rechtbank overweegt dat verzekerden voor de AKW recht hebben op kinderbijslag voor kinderen jonger dan 18 jaar die tot hun huishouden behoren of door hen worden onderhouden. Meestal hebben kinderen twee voor de AKW verzekerde ouders en hebben de twee ouders over dezelfde tijdvakken recht op kinderbijslag voor dezelfde kinderen. Hun rechten op kinderbijslag lopen dan samen. Dit leidt niet tot een dubbele betaling van kinderbijslag. Op grond van de samenloopbepalingen die zijn opgenomen in de AKW en het Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK), wordt over hetzelfde tijdvak per kind slechts éénmaal kinderbijslag uitbetaald. Meestal moet de SVB de kinderbijslag volledig uitbetalen aan één van beide ouders. Soms is een gesplitste uitbetaling aan de orde.
8.1.
Wanneer, zoals in dit geval, twee verzekerde ouders geen gezamenlijke huishouding (meer) voeren, is allereerst van belang of het kind al dan niet tot het huishouden van één van de verzekerde ouders behoort. Als het kind behoort tot het huishouden van de ene ouder en niet tot het huishouden van de andere ouder, wordt de kinderbijslag waarop die andere ouder recht heeft, niet uitbetaald. [2] Het komt ook voor dat twee verzekerde ouders geen gezamenlijke huishouding (meer) voeren en het kind niet behoort tot het huishouden van een van beide ouders of juist behoort tot de huishoudens van beide ouders. Dan geldt primair het bepaalde in artikel 18, vijfde lid, van de AKW. Dat luidt, voor zover hier van belang:
“Indien twee of meer personen over eenzelfde tijdvak recht hebben op kinderbijslag voor eenzelfde kind, in andere situaties dan bedoeld in het (…) vierde lid, wordt betaald de kinderbijslag waarop degene recht heeft die de hoogste bijdrage in het onderhoud van dit kind levert. Aan de andere personen wordt geen kinderbijslag uitbetaald.”
8.2.
Voor gevallen waarin een kind behoort tot de huishoudens van twee verzekerde ouders die geen gezamenlijke huishouding voeren, is - op grond van artikel 18, zevende lid, van de AKW - een aanvullende regeling getroffen in artikel 10 van het BUK. Artikel 10, eerste lid, van het BUK luidt:
“Indien twee personen die recht hebben op kinderbijslag voor eenzelfde kind, dit kind op basis van een overeenkomst of rechterlijke beschikking overwegend in gelijke mate verzorgen en onderhouden zonder met elkaar een gemeenschappelijke huishouding te voeren, wordt tenzij in de overeenkomst anders is overeengekomen of in de rechterlijke beschikking anders is bepaald, het recht van één van deze personen op de kinderbijslag gelijk verdeeld uitbetaald aan beide verzekerden en wordt het recht van de andere persoon niet uitbetaald.”
Uitbetaling van de kinderbijslag in het voorliggende geval
8.3.
De beroepsgrond van eiser dat hij op grond van de beschikking van 25 april 2023 van deze rechtbank (team Familie- en Jeugdrecht) recht heeft op gelijk verdeelde uitbetaling van de kinderbijslag, slaagt niet. Het door eiser en zijn ex-partner overeengekomen ouderschapsplan is een overeenkomst als bedoeld in artikel 10 van het BUK, dat tevens onderdeel uitmaakt van de beschikking van 20 januari 2021 van de rechtbank Overijssel. In dit ouderschapsplan is afgesproken dat de moeder (ex-partner) de kinderbijslag mag innen. Anders dan eiser meent, is deze afspraak in het ouderschapsplan met de beschikking van 25 april 2023 niet gewijzigd. In deze beschikking staat namelijk duidelijk vermeld dat deze uitsluitend ziet op het hoofdverblijf, de zorgregeling en de kinderbijdrage. Dat in deze beschikking een co-ouderschapsregeling is vastgesteld waarin de kinderen even vaak bij eiser verblijven als bij de ex-partner en eiser daarmee mogelijk evenveel bijdraagt aan de kosten van het levensonderhoud van de kinderen, doet niet af aan het feit dat het ouderschapsplan op het punt van de uitbetaling van de kinderbijslag niet is gewijzigd. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn standpunt dat de vaststelling van de
co-ouderschapsregeling in de beschikking van 25 april 2023 voldoende is om de uitbetaling van de kinderbijslag over eiser en de ex-partner te verdelen. Een vereiste om de uitbetaling te verdelen is namelijk ook dat eiser en de ex-partner onderling niet iets anders zijn overeengekomen over de uitbetaling van de kinderbijslag. [3] Aan dat vereiste is in dit geval niet voldaan. De SVB heeft namelijk ter zitting verklaard dat de ex-partner niet heeft ingestemd met een gelijk verdeelde uitbetaling van de kinderbijslag. De enkele stelling van eiser, zonder nadere onderbouwing, dat het wel de bedoeling was van de ex-partner en hemzelf om de uitbetaling van de kinderbijslag gelijk te verdelen, kan daarom niet worden gevolgd. Dit betekent dat de SVB de kinderbijslag volledig aan de ex-partner moest uitbetalen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen het terugvorderingsbesluit en voor het overige ongegrond. Dat betekent dat de SVB terecht de aanvraag van eiser om gelijke verdeling van de kinderbijslag heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen het terugvorderingsbesluit; - verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 16 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Bijlage wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 7:1, eerste lid, eerste volzin
Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken.
Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Algemene kinderbijslagwet (AKW)
Artikel 18 (voor zover van belang)
1. De Sociale verzekeringsbank betaalt:
a. de kinderbijslag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na afloop van het kwartaal waarover recht op kinderbijslag bestaat, respectievelijk binnen drie maanden na indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a.
2. Indien twee personen, die gezamenlijk een huishouden vormen, over eenzelfde tijdvak recht op kinderbijslag voor eenzelfde kind hebben, wordt de kinderbijslag uitbetaald aan degene van hen die zij gezamenlijk daartoe hebben aangewezen.
3. Bij gebreke van een gezamenlijke aanwijzing als bedoeld in het tweede lid bepaalt de Sociale verzekeringsbank aan welke persoon de kinderbijslag wordt uitbetaald.
4. Indien twee of meer personen waaronder één persoon tot wiens huishouden het kind behoort, over eenzelfde tijdvak recht op kinderbijslag voor eenzelfde kind hebben, wordt de kinderbijslag waarop degene recht heeft, tot wiens huishouden dit kind niet behoort, niet betaald.
5. Indien twee of meer personen over eenzelfde tijdvak recht hebben op kinderbijslag voor eenzelfde kind, in andere situaties dan bedoeld in het tweede en vierde lid, wordt betaald de kinderbijslag waarop degene recht heeft die de hoogste bijdrage in het onderhoud van dit kind levert. Aan de andere personen wordt geen kinderbijslag uitbetaald.
7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot situaties van samenloop, bedoeld in het tweede, vierde en vijfde lid, nadere en aanvullende regels worden gesteld waarbij bepaald kan worden dat aan een ander persoon de kinderbijslag wordt uitbetaald dan de persoon, bedoeld in het vierde en vijfde lid.
Besluit uitvoering kinderbijslag (BUK)
Artikel 10, eerste lid
Indien twee personen die recht hebben op kinderbijslag voor eenzelfde kind, dit kind op basis van een overeenkomst of rechterlijke beschikking overwegend in gelijke mate verzorgen en onderhouden zonder met elkaar een gemeenschappelijke huishouding te voeren, wordt tenzij in de overeenkomst anders is overeengekomen of in de rechterlijke beschikking anders is bepaald, het recht van één van deze personen op de kinderbijslag gelijk verdeeld uitbetaald aan beide verzekerden en wordt het recht van de andere persoon niet uitbetaald.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:1 in samenhang gelezen met artikel 7:1, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dat is bepaald in artikel 18, vierde lid, van de AKW.
3.Vergelijk CRvB 6 juni 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1211.