In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot gelijke verdeling van de kinderbijslag over hem en zijn ex-partner beoordeeld. Eiser, die sinds september 2020 gescheiden is van zijn ex-partner, heeft een aanvraag ingediend bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) voor de gelijkmatige uitbetaling van de kinderbijslag voor hun zoon, gebaseerd op een co-ouderschapsregeling. De SVB had eerder, op 13 juli 2023, de aanvraag goedgekeurd, maar herzag dit besluit op 16 november 2023, waarbij de aanvraag werd afgewezen en een terugvordering van te veel uitbetaalde kinderbijslag volgde.
De rechtbank behandelt de ontvankelijkheid van het beroep van eiser tegen het terugvorderingsbesluit en concludeert dat dit niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen bezwaar had gemaakt tegen het terugvorderingsbesluit voordat hij beroep aantekende. De rechtbank oordeelt dat de SVB terecht de aanvraag tot gelijke verdeling van de kinderbijslag heeft afgewezen, omdat de afspraken in het ouderschapsplan niet zijn gewijzigd en de ex-partner niet heeft ingestemd met een gelijke verdeling. De rechtbank benadrukt dat de SVB de kinderbijslag volledig aan de ex-partner moest uitbetalen, omdat de voorwaarden voor een gelijke verdeling niet zijn vervuld. Eiser krijgt geen terugbetaling van griffierecht of proceskosten.
De uitspraak is openbaar gemaakt en biedt inzicht in de toepassing van de Algemene kinderbijslagwet (AKW) en de relevante regelgeving omtrent de uitbetaling van kinderbijslag in situaties van co-ouderschap.