In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1954. De officier van justitie heeft verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, omdat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, en bipolaire-stemmingsstoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt door haar psychische toestand, wat zich uit in verwaarlozing van haar woning en gezondheid. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, een verpleegkundig specialist en een curator. De betrokkene heeft aangegeven geen hulp te willen accepteren, terwijl de behandelaar zich zorgen maakt over haar toestand en de risico's die dit met zich meebrengt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, en dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie.