Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 7.116,54, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- € 113,68, voor vergoeding van reiskosten;
- € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- het op 7 oktober 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
- de aantekening van het mondelinge vonnis van de kantonrechter van 15 juli 2024 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
- de overige stukken in het raadkamerdossier.
2.De beoordelingDe zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
€ 7.116,54is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
€ 165,00dan ook toe.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 165,00, bestaande uit kosten voor het onterecht kwijt zijn van het rijbewijs;
€ 8.075,22zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Hameleers Antonides Advocaten, onder vermelding van “220480 / [verzoeker] / OM.”.