ECLI:NL:RBZWB:2025:2346

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
24-025012
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding ex artikel 530 Sv en artikel 164 Wegenverkeerswet 1994

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. T.J.N. Hameleers, had een verzoek ingediend voor vergoeding van kosten die hij had gemaakt in verband met een strafzaak die bijna twee jaar had geduurd. De advocaat voerde aan dat de kosten billijk waren, gezien de lange duur van de procedure en de vertraging in de zitting. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, steunde het verzoek en stelde dat het volledige verzoek toegewezen kon worden.

De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld en vastgesteld dat de kosten van rechtsbijstand, reiskosten en de kosten voor het indienen van het verzoekschrift voldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft de verzoeken toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding is vastgesteld op € 7.910,22. Dit bedrag bestaat uit € 7.116,54 voor kosten van rechtsbijstand, € 113,68 voor reiskosten en € 680,00 voor de kosten van het verzoekschrift. Daarnaast is er een vergoeding van € 165,00 toegekend voor de schade die de verzoeker heeft geleden door het onterecht kwijt zijn van zijn rijbewijs.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, waardoor de verzoeker recht heeft op de gevraagde schadevergoeding. De beslissing is genomen door rechter mr. J.C. Gillesse en is op 15 april 2025 openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 96-200684-22
raadkamernummer : 24-025012 & 24-025013
datum : 1 april 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de verzoeken op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 van:
[verzoeker],
geboren op [datum] 1989 te [plaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. T.J.N. Hameleers, Kapellerlaan 15, 6041 JB Roermond,
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 7 oktober 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 7.116,54, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 113,68, voor vergoeding van reiskosten;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het op 7 oktober 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de kantonrechter van 15 juli 2024 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 1 april 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. C.P.G. Tax en mr. T.J.N. Hameleers als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De advocaat van verzoeker heeft aangevoerd dat de opgevoerde kosten alleszins billijk zijn, nu de strafzaak bijna twee jaar duurde. Ten aanzien van de wachttijd wordt opgemerkt dat de zitting veel later dan gepland werd aangevangen. De uren zijn terughoudend geschreven. Over de reiskosten wordt opgemerkt dat sprake is van het recht op vrije advocatenkeuze, ongeacht waar verzoeker woont en ongeacht waar de betreffende advocaat gevestigd is. Deze kosten zijn niet onredelijk hoog.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met de toelichting van de advocaat in de raadkamer het volledige verzoek kan worden toegewezen.

2.De beoordelingDe zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 7.116,54is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting, voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst de verzochte reiskosten ter hoogte van
€ 113,68toe.
Op grond van artikel 164, negende lid, WVW kan de rechtbank op verzoek van een gewezen verdachte hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die hij ten gevolge van de invordering en inhouding van zijn rijbewijs heeft geleden indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor de invordering of inhouding van het rijbewijs niet is toegestaan.
Nu blijkt dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel komt de verzochte schade voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt vast dat verzoeker zijn rijbewijs 11 dagen heeft moeten missen. De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om verzoeker het in de rechtspraak gebruikelijke bedrag van € 15,00 per dag toe te kennen als vergoeding voor de door hem geleden schade ten gevolge van de invordering en inhouding van zijn rijbewijs. De rechtbank wijst de verzochte kosten ter hoogte van
€ 165,00dan ook toe.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 7.910,22, bestaande uit:
- € 7.116,54 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 113,68 aan reiskosten en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 164 WVW toe tot een bedrag van
€ 165,00, bestaande uit kosten voor het onterecht kwijt zijn van het rijbewijs;
bepaalt dat een bedrag van
€ 8.075,22zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Hameleers Antonides Advocaten, onder vermelding van “220480 / [verzoeker] / OM.”.
Deze beslissing is op 15 april 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 15 april 2025.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.