Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klager, geboren in 1992 en vertegenwoordigd door mr. A.H.J. Bals, had een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagneming van een geldbedrag van € 1.185,00 dat op 1 februari 2025 onder de belanghebbende was in beslag genomen. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, was ook aanwezig tijdens de zitting. De belanghebbende was opgeroepen maar niet verschenen, hoewel zijn advocaat, mr. A.H.J. Bals, wel aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie had besloten tot teruggave van het beslag aan de belanghebbende, en dat deze geen bezwaar had tegen teruggave aan de klager. De rechtbank heeft het klaagschrift beoordeeld en geconcludeerd dat er geen strafvorderlijk belang meer was bij het voortduren van het beslag. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaard en gelast de teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag aan de klager, aangezien er geen andere rechthebbende was aangetoond. De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis, griffier, en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.