Op 15 april 2025 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klager, geboren in 1996 en vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.H.J. Bals, had een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname van geldbedragen en mobiele telefoons. De inbeslagname vond plaats op 11 december 2024, waarbij onder andere een bedrag van € 2.675,00 en een iPhone in beslag zijn genomen. Tijdens de zitting op 1 april 2025 was de klager niet aanwezig, maar zijn advocaat was wel aanwezig om het klaagschrift toe te lichten.
De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, stelde dat het klaagschrift niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat er een beslissing tot teruggave van de inbeslaggenomen goederen in het raadkamerdossier aanwezig was. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het Openbaar Ministerie geen strafvorderlijk belang meer had bij het voortduren van het beslag, en dat de klager recht had op teruggave van de goederen. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift gegrond was en gelastte de teruggave van de inbeslaggenomen goederen aan de klager.
De beslissing werd genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. A.S.S. Fanis, en is op 15 april 2025 openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.