In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 april 2025, wordt een herhaald verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, die een aanvraag had gedaan voor een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), had eerder een afwijzing ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat het onderzoek naar de vervoersbehoefte van verzoekster onvoldoende was, heeft het college opnieuw een besluit genomen, maar dit werd wederom door verzoekster bestreden. In het huidige verzoek vraagt verzoekster om een voorlopige voorziening voor taxivervoer naar een KNO-arts, waarbij zij nieuwe feiten en gewijzigde omstandigheden aanvoert. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat verzoekster niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van spoedeisend belang, omdat zij geen antwoord heeft gegeven op cruciale vragen van de griffier. Hierdoor wordt het verzoek afgewezen, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.