ECLI:NL:RBZWB:2025:2359

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
C/02/432428 / JE RK 25-361
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van het Nederlands verblijfsrecht en de ontwikkeling van de opvoedvaardigheden van de vader

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2021. De kinderrechter heeft de Stichting Nidos, de gecertificeerde instelling, verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen tot 16 april 2026. De vader van de minderjarige, die het eenhoofdig ouderlijk gezag heeft, heeft ingestemd met deze verlenging. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er positieve ontwikkelingen zijn in de opvoedvaardigheden van de vader, maar dat er nog steeds onduidelijkheid bestaat over het verblijfsrecht van de vader en de minderjarige, wat leidt tot spanningen en een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige. De kinderrechter heeft de wettelijke vereisten voor verlenging van de ondertoezichtstelling als voldaan beschouwd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze per direct van kracht is. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat aandacht moet worden besteed aan de identiteitsontwikkeling van de minderjarige, vooral nu zij naar school zal gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/432428 / JE RK 25-361
Datum uitspraak: 2 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING NIDOS,
gevestigd te Utrecht, hierna te noemen: de GI,
over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2021 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt in deze zaak als belanghebbende aan:
[de vader],
verblijvende in [woonplaats], hierna te noemen de vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 21 februari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 april 2025. Daarbij zijn verschenen en gehoord:
  • de vader (telefonisch),
  • een vertegenwoordigster namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft, samen met haar vader, in het asielzoekerscentrum in [woonplaats].
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 16 januari 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 16 april 2024 tot 16 april 2025.

3.Het verzoek en de onderbouwing daarvan

3.1.
De GI verzoekt om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, in dit geval tot 16 april 2026, en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft ter onderbouwing daarvan, samengevat, onder meer het volgende aangegeven. In het afgelopen jaar is er vanuit [hulpverleningsorganisatie] ingezet op het versterken van de opvoedvaardigheden van de vader. Gezien werd dat de vader goed kan inschatten en aansluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft en dat zij een goede onderlinge band hebben. Daarom is de hulpverlening vanuit [hulpverleningsorganisatie] inmiddels afgesloten. De GI complimenteert de vader dat hij deze stappen heeft gezet. Ook is hij goed in contact met de GI. Ondanks dat er sprake is van positieve ontwikkelingen, kunnen deze tenietgedaan worden in geval van slecht nieuws over de aanvraag van een Nederlands verblijfsrecht voor de vader en [minderjarige]. Onlangs nog heeft de vader in dat verband een afwijzend besluit gekregen. Zo lang het verblijfsrecht niet is geregeld, heeft [minderjarige] geen bestaans- en opvoedzekerheid. Ook kan de vader soms moeilijk omgaan met de daarmee gepaard gaande spanningen en stress. Daarbij komt dat [minderjarige] al veel instabiliteit en een hechtingsbreuk heeft meegemaakt. Nu de vader de verzorging en opvoeding van [minderjarige] alleen draagt, is het van groot belang dat de vader dit ook kan blijven dragen.
3.3.
Gelet op het voorgaande acht de GI haar betrokkenheid en regievoering nog steeds in het belang van [minderjarige] noodzakelijk. De vader heeft hier steun aan en voelt zich hierdoor gesterkt. De GI heeft de mogelijkheid onderzocht om de hulpverlening op vrijwillige basis voort te zetten en de regievoering hierover over te dragen aan de gemeente. De gemeente heeft echter aangegeven dat zij de regievoering niet kan overnemen, onder andere omdat de hulpverlening vanuit [hulpverleningsorganisatie] al is afgesloten, waardoor het voor de gemeente onduidelijk is waar de regievoering dan op ziet. De GI vindt verlenging van de ondertoezichtstelling daarom noodzakelijk.
3.4.
In de komende periode zal de GI, samen met de advocaat van de vader, verder inzetten op het verkrijgen van Nederlands verblijfsrecht voor de vader en [minderjarige]. Daarnaast is de GI bezig om met de gemeente te regelen dat [minderjarige] buiten het asielzoekerscentrum kan starten bij een basisschool.

4.Het standpunt van de vader

4.1.
De vader heeft aangegeven dat hij instemt met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar. Daarbij heeft hij, samengevat, onder meer het volgende aangegeven. De vader erkent dat er sprake is van een goede samenwerking tussen hem en de jeugdbeschermer. Hij heeft al langere tijd geen contact met de moeder van [minderjarige]. [minderjarige] vraagt ook niet naar haar. De vader stelt ten slotte dat [minderjarige] in Nederland is geboren en dat zij Nederlands spreekt. De vader vindt het daarom, met het oog op de verdere taalontwikkeling van [minderjarige], belangrijk dat [minderjarige] kan starten bij een basisschool buiten het asielzoekerscentrum.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Op grond van artikel 1:255, eerste lid BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de kinderrechter als volgt. In de afgelopen periode is er hulpverlening vanuit [hulpverleningsorganisatie] ingezet, gericht op het onderzoeken en, indien nodig, versterken van de opvoedvaardigheden en -inzichten van de vader. Nu [hulpverleningsorganisatie] heeft geconcludeerd dat de vader voldoende inzicht heeft en goed kan aansluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft, is voormeld hulpverleningstraject vanuit [hulpverleningsorganisatie] inmiddels afgesloten. Hoewel er dus sprake is van positieve ontwikkelingen, bestaat er nog steeds onduidelijkheid over de aanvraag van een Nederlands verblijfsrecht voor de vader en [minderjarige]. Hierdoor is het onduidelijk of de vader en [minderjarige] in Nederland kunnen blijven wonen. Deze bestaande onduidelijkheid leidt bij de vader tot stress en spanningen. Onduidelijk is ook wat er gebeurt als het niet (op korte termijn) gaat lukken om een Nederlands verblijfsrecht voor de vader en [minderjarige] te verkrijgen en welke effecten dit zal hebben op de stabiliteit van de vader en zijn beschikbaarheid met betrekking tot de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. Dit terwijl [minderjarige] in haar jonge leven al veel instabiliteit en een hechtingsbreuk heeft meegemaakt. De kinderrechter is daarom, net als de GI, van oordeel dat het van belang is dat de vader in ieder geval de komende periode nog ondersteuning krijgt in de vorm van een betrokken regievoerder. Gebleken is dat de regievoering over de hulpverlening niet op vrijwillige basis kan worden overgedragen aan de gemeente.
5.4.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige]. De kinderrechter zal het verzoek, dat niet is weersproken, daarom toewijzen en de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de (verzochte) duur van een jaar, in dit geval tot 16 april 2026.
5.5.
De kinderrechter zal deze beslissing, gelet op het karakter daarvan en het belang dat hierover duidelijkheid bestaat, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dit betekent dat de beslissing per direct van kracht is en dat een eventueel hoger beroep die beslissing niet schorst.
5.6.
De kinderrechter acht het ten slotte van belang dat de GI en de betrokken hulpverlening aandacht houden voor de verdere identiteitsontwikkeling van [minderjarige]. Hoewel [minderjarige] op dit moment kennelijk geen vragen heeft over het ontbreken van haar moeder in haar leven, kan dit mogelijk veranderen zodra zij naar school gaat en zij in contact komt met kinderen die wel twee ouders in hun leven hebben.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 16 april 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier, en op schrift gesteld op 4 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.