ECLI:NL:RBZWB:2025:2365

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
C/02/431975 / FA RK 25-801
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige gedeeltelijke schorsing van zorg- en contactregeling tussen minderjarige en vader

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de zorg- en contactregeling tussen een minderjarige en haar vader. De minderjarige, geboren in 2012, heeft via een brief aan de rechtbank verzocht om de contactregeling met haar vader stop te zetten, omdat zij zich bij hem niet veilig voelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag en dat er eerder afspraken zijn gemaakt over de zorg- en opvoedingstaken, vastgelegd in een ouderschapsplan. De moeder van de minderjarige heeft de zorgen van haar dochter bevestigd en heeft contact opgenomen met de Kinder- en Jongerenrechtswinkel om de situatie aan te kaarten. De vader ontkent de beschuldigingen en stelt dat hij al jarenlang valselijk beschuldigd wordt. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek in te stellen naar de situatie en de belangen van de minderjarige. Totdat de uitkomsten van dit onderzoek bekend zijn, heeft de rechtbank besloten de zorg- en contactregeling tussen de vader en de minderjarige gedeeltelijk op te schorten. Dit houdt in dat er geen een-op-een contact meer zal zijn bij de vader thuis, maar dat er wel mogelijkheden zijn voor contact buitenshuis, mits dit in overleg met de ouders en met instemming van de minderjarige gebeurt. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de zaak pro forma aangehouden tot 14 oktober 2025 voor verdere beoordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/431975 / FA RK 25-801
Datum uitspraak: 9 april 2025
Beslissing over een informele rechtsingang
naar aanleiding van de vraag van de minderjarige:
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2012 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt in deze zaak als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A.J.M. van der Borst te Etten-Leur,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 13 februari 2025 een brief ontvangen van [minderjarige] . Deze brief is als bijlage meegestuurd met de brief van 12 februari 2025 van de Kinder- en Jongerenrechtswinkel Rotterdam. Daarnaast is een brief van [minderjarige] meegestuurd die zij al eerder (in 2023) aan de rechtbank heeft gestuurd.
1.2.
Op 27 februari 2025 heeft de rechter met [minderjarige] gesproken.
1.3.
Op 18 maart 2025 heeft de rechter met de ouders gesproken. De moeder werd hierbij bijgestaan door haar advocaat. De Raad voor de Kinderbescherming is weliswaar opgeroepen voor voormeld gesprek om de rechtbank te adviseren, maar is niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad. [minderjarige] is tijdens deze relatie geboren.
2.2.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag [minderjarige] .
2.3.
De ouders hebben afspraken over [minderjarige] gemaakt. Deze afspraken hebben zij vastgelegd in een door hen beiden ondertekend ouderschapsplan. Dit ouderschapsplan is gehecht aan de beschikking van deze rechtbank van 7 augustus 2018. In het ouderschapsplan zijn de ouders, voor zover hier van belang, overeengekomen dat [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken eenmaal per twee weken gedurende een weekend bij de vader verblijft.
2.4.
Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in deze rechtbank van 24 april 2023 is de moeder veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de uitvoering van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zoals deze is vastgelegd in voormeld ouderschapsplan.

3.De vraag van [minderjarige] en de onderbouwing daarvan

3.1.
[minderjarige] vraagt in haar brief en tijdens het gesprek met de rechter, om te bepalen dat de contactregeling tussen haar en de vader wordt stopgezet.
3.2.
[minderjarige] heeft ter onderbouwing daarvan, samengevat, onder meer het volgende aangegeven. Momenteel verblijft [minderjarige] eenmaal per twee weken in het weekend van zaterdag tot zondag bij haar vader. Zij wil echter niet meer naar haar vader toe gaan, omdat zij zich bij hem niet veilig voelt. [minderjarige] stelt dat zij tegen haar zin bij haar vader op schoot moet zitten en dat hij haar dan aanraakt. Daarnaast moet zij douchen met de deur open, terwijl haar vader zijn telefoon in zijn hand heeft. Dit vindt zij niet fijn. Als [minderjarige] bij haar vader verblijft, dan is [minderjarige] vooral op haar kamer. Zij doen volgens [minderjarige] geen leuke dingen samen. [minderjarige] vindt het eigenlijk nooit gezellig bij haar vader. Hij kookt ook nooit zelf. [minderjarige] eet dan alleen ongezonde dingen of zij gaan samen uit eten. Ook praat de vader op een negatieve manier over de moeder, waarbij hij haar uitscheldt. In de meegestuurde brief van twee jaren geleden, heeft [minderjarige] verder nog aangegeven dat zij ook tegen haar zin door haar opa wordt aangeraakt.
3.3.
[minderjarige] stelt dat zij in het verleden meerdere gesprekken heeft gevoerd op school, bij de politie en met hulpverleners, maar dat zij niet wordt geloofd. Dit maakt haar boos en verdrietig. Het liefste wil [minderjarige] niet meer naar haar vader toe gaan.

4.De standpunten

4.1.
De vader heeft, samengevat, aangegeven dat hij de door [minderjarige] gestelde zorgen ontkent. Al dertien jaren lang moet de vader zich bewijzen in allerlei rechtszaken. Twee jaren geleden is er naar aanleiding van een brief van [minderjarige] een onderzoek verricht. De vader stelt dat er toen ook aangifte tegen hem is gedaan bij de politie. Hij werd verdacht van seksueel misbruik, maar in het politieonderzoek dat vervolgens is verricht, is geconcludeerd dat er geen zorgen zijn over het verblijf van [minderjarige] bij de vader en dat zij een en ander heeft moeten zeggen van de moeder. In het weekend dat [minderjarige] bij hem verblijft, doucht [minderjarige] bij de hockeyclub en niet bij de vader thuis. De vader stelt daarnaast dat [minderjarige] juist graag bij hem komt en dat zij samen leuke dingen doen en uitjes ondernemen. De vader heeft het gevoel dat de moeder er alles aan doet om [minderjarige] bij hem weg te houden en dat hij zich voortdurend opnieuw moet bewijzen. De vader wil dat dit stopt. Hij verzoekt dan ook om de contactregeling tussen hem en [minderjarige] te handhaven.
4.2.
Namens en door de moeder is, samengevat, aangevoerd dat zij schrikt van wat [minderjarige] aangeeft. De moeder ziet dat [minderjarige] niet naar haar vader toe wil gaan en dat zij naar afloop van de contactmomenten moet bijkomen. Ondanks dat [minderjarige] zelf aangeeft dat zij vervelende dingen meemaakt wanneer zij bij haar vader verblijft, hebben politie en justitie naar aanleiding van de (studio)verhoren die hebben plaatsgevonden, kennelijk beslist om geen nader onderzoek verrichten. Maar [minderjarige] blijft hetzelfde zeggen en voelt zich niet gehoord. Daarom heeft de moeder contact opgenomen met de Kinder- en Jongerenrechtswinkel om [minderjarige] daar een brief te laten schrijven en deze op te sturen naar de rechtbank. De moeder was daarbij niet aanwezig en was ook niet op de hoogte van de inhoud van die brief. De moeder maakt zich zorgen over [minderjarige] en wil dat er nu goed naar haar geluisterd wordt. Ook heeft [minderjarige] professionele hulpverlening nodig.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank overweegt, naar aanleiding van het voorgaande, als volgt.
5.2.
Een minderjarige is geen zelfstandige procespartij in procedures betreffende de verdeling van de zorg en opvoedingstaken. Om de minderjarige toch een eigen toegang tot de rechtbank te bieden, bestaat de mogelijkheid van een informele rechtsingang. De minderjarig mag in dat kader een brief aan de rechtbank sturen en de kinderrechter vragen een beslissing te nemen over een beperkt aantal onderwerpen. Op grond van artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang gelezen met de artikelen 1:253a BW en 1:377a BW, kan de rechtbank naar aanleiding van de brief van [minderjarige] (en het gesprek met de rechter) ambtshalve een beslissing geven over het verzoek van [minderjarige] over (het stopzetten van) de zorg- contactregeling tussen haar en de vader.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat de ouders en [minderjarige] tegenstrijdig verklaren over de contacten tussen de vader en [minderjarige] . [minderjarige] verklaart onder meer dat zij door haar vader ongewenst wordt aangeraakt en dat zij samen niets ondernemen. De moeder vindt dat er nu goed geluisterd moet worden naar wat [minderjarige] aangeeft. De vader verklaart daarentegen dat hij al jarenlang valselijk beschuldigd wordt en dat hij zichzelf steeds opnieuw moet bewijzen. Hij zegt dat [minderjarige] het naar haar zin heeft bij hem. Op basis van de in deze procedure beschikbare informatie kan de rechtbank niet vaststellen wat er wel en niet is gebeurd in de thuissituatie bij de vader. De rechtbank constateert wel dat [minderjarige] in ieder geval al twee jaren lang tegen allerlei instanties, waaronder de rechtbank, hetzelfde verklaart. Hoewel de politie kennelijk naar aanleiding van het onderzoek dat is verricht, geen vervolg heeft gegeven aan hetgeen [minderjarige] bij hen heeft verklaard, betekent dit niet dat er tussen de vader en [minderjarige] per definitie niets is gebeurd. Als het klopt wat [minderjarige] aangeeft, dan is de situatie zeer zorgelijk en is het schadelijk voor haar om bij haar vader te verblijven. Haar veiligheid is dan in het geding. Als het niet klopt wat zij aangeeft, dan is het belangrijk dat naar voren komt waarom zij zich keer op keer op deze manier uit. Ook moet dan onderzocht worden wat er moet gebeuren om haar gevoel van veiligheid bij de vader te herstellen. Als zij in een loyaliteitsconflict verkeert en zij dergelijke uitingen doet omdat zij denkt dat dit is wat haar moeder wil horen, dan zal daarop moeten worden ingezet. De rechtbank ziet de uitingen van [minderjarige] in ieder geval als schreeuw om hulp. De rechtbank kan de uitingen van [minderjarige] , die zij al twee jaren lang consistent uit, onder andere bij de rechtbank, dan ook niet negeren.
5.4.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd om een definitieve beslissing te geven over het verzoek van [minderjarige] betreffende het stopzetten van de zorg- en contactregeling tussen haar en de vader. De rechtbank zal daarom de Raad verzoeken om een onderzoek in te stellen en, naar aanleiding daarvan, te rapporteren en te adviseren ter beantwoording van de volgende vragen:
  • Past een verandering van de verdeling van de zorg- en contactregeling tussen de vader en [minderjarige] bij de belangen van [minderjarige] ?
  • Hoe moet die regeling eruit gaan zien?
  • Zijn er contra-indicaties voor contact en zo ja, welke?
  • In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen; hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
  • Zijn er nog andere dingen die de Raad in het belang van [minderjarige] naar voren wenst te brengen, bijvoorbeeld over de hulpverlening die noodzakelijk wordt geacht om ervoor te zorgen dat er weer sprake kan zijn van prettig en fijn contact tussen de vader en [minderjarige] ?
De rechtbank acht het van belang dat de Raad in het kader van voormeld onderzoek in ieder geval zal spreken met [minderjarige] en met beide ouders, maar ook met school, de betrokken hulpverlener vanuit [jeugdhulp] en Veilig Thuis. Dit om goed in kaart te brengen wat er in de afgelopen jaren allemaal is gebeurd, vastgesteld en/of ontkracht. Hoewel er al eerder sprake is geweest van ondertoezichtstelling van [minderjarige] , kan de Raad het onderzoek ook uitbreiden naar een beschermingsonderzoek.
5.5.
Nu [minderjarige] al twee jaren lang dezelfde uitingen doet richting de rechtbank, acht de rechtbank, mede gelet op de ernst van die uitingen, het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk om de huidige zorg- en contactregeling tussen de vader en [minderjarige]
voorlopiggedeeltelijk op te schorten. Totdat de uitkomsten van voormeld onderzoek van de Raad bekend zijn, acht de rechtbank het namelijk niet in het belang dat er sprake is van een-op-een contact tussen de vader en [minderjarige] bij de vader thuis. Dit betekent echter niet dat er op geen enkele manier sprake kan zijn van contact tussen hen. Als de vader een plan maakt om op een dag of dagdeel in het weekend buitenshuis tijd met [minderjarige] door te brengen, de ouders daar samen afspraken over maken en [minderjarige] instemt met het plan dat de vader daarvoor maakt, dan kunnen de ouders en [minderjarige] daar in onderling overleg uitvoering aan geven.
Als beperkingen gelden dus dat de contacten niet bij de vader thuis plaatsvinden en dat er geen sprake zal zijn van overnachtingen van [minderjarige] bij de vader thuis of elders samen met de vader. De rechtbank legt aan de vader dus niet een geheel verbod op om contact met [minderjarige] te hebben.
5.6.
De rechtbank zal deze beslissing, gelet op de aard daarvan en het belang dat hierover duidelijkheid bestaat, ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dit betekent dat die beslissing per direct van kracht is en dat een eventueel hoger beroep die beslissing niet schorst.
5.7.
In afwachting van de uitkomsten van voormeld rapport van de Raad, zal de rechtbank de beslissing op de vraag van [minderjarige] verder aanhouden voor de duur van zes maanden, tot hierna te noemen pro forma datum. Na ontvangst van voormeld rapport en advies, zal de rechtbank de ouders (al dan niet via de advocaat) in de gelegenheid stellen om hierop te reageren en het door hen gewenste verdere procesverloop van deze zaak kenbaar te maken.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders, dat de zorg- en contactregeling tussen de vader en [minderjarige] , zoals neergelegd in het aan de beschikking van deze rechtbank van 7 augustus 2018 gehechte ouderschapsplan,
voorlopiggedeeltelijk wordt opgeschort, met inachtneming van hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 5.5 is overwogen;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda om een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven onder rechtsoverweging 5.4 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport uiterlijk op de hierna te noemen pro forma datum bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan (de advocaat van) partijen;
6.4.
houdt de beslissing op het verzoek aan tot
dinsdag 14 oktober 2025 PRO FORMA;
6.5.
behoudt zich iedere (verdere) beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025 door mr. Van Triest, (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.