ECLI:NL:RBZWB:2025:2366

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
C/02/427042 / FA RK 24-4486
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van een overleden biologische vader over een meerderjarig kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van een inmiddels overleden biologische vader over een meerderjarig kind, hierna aangeduid als de vrouw. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. A. Koop-van Vliet, heeft verzocht om vaststelling van het ouderschap van de vermoedelijke biologische vader, die niet erkend heeft, en om haar geslachtsnaam te wijzigen naar die van de vader. De moeder van de vrouw heeft als belanghebbende verklaard dat zij niet twijfelt aan het vaderschap van de overleden vader. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 maart 2025, waarbij de vrouw en de moeder zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de moeder de Nederlandse nationaliteit hebben, terwijl de vermoedelijke biologische vader de Marokkaanse nationaliteit had en in België is overleden. De rechtbank heeft de internationale bevoegdheid vastgesteld op basis van de woonplaats van de verzoeker en het toepasselijke recht als Nederlands recht. Na beoordeling van de overgelegde stukken en verklaringen, heeft de rechtbank geoordeeld dat voldoende bewijs is geleverd dat de vermoedelijke biologische vader daadwerkelijk de vader is van de vrouw. Het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam is ingetrokken door de vrouw, die haar huidige geslachtsnaam wil behouden. De rechtbank heeft het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap toegewezen en de geslachtsnaam van de vrouw bevestigd. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/427042 / FA RK 24-4486
Datum uitspraak: 16 april 2025
Beschikking over gerechtelijke vaststelling ouderschap
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A. Koop-van Vliet te Breda.
De rechtbank merkt in deze zaak als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesdossier bevat de volgende stukken:
  • het op 25 september 2024 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 14 oktober 2024 van mr. Koop-van Vliet, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 28 oktober 2024 van mr. Koop-van Vliet, met bijlagen.
1.2.
Op 12 maart 2025 heeft de rechtbank het verzoek, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die behandeling zijn verschenen en gehoord:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Koop-van Vliet;
  • de moeder.
1.3.
De rechtbank heeft daarnaast op verzoek van mr. Koop-van Vliet en met instemming van de overige aanwezigen, bijzondere toestemming verleend aan een stagiaire van mr. Koop-van Vliet om de mondelinge behandeling als toehoorder bij te wonen.

2.De feiten

2.1.
De moeder heeft een relatie gehad met de heer [naam] , geboren op [geboortedag 1] 1982 in [geboorteplaats] (hierna te noemen: de vermoedelijke biologische vader). De vrouw is tijdens deze relatie geboren op [geboortedag 2] 2003 in [geboorteplaats] .
2.2.
De vermoedelijke biologische vader heeft de vrouw niet erkend. Op de geboorteakte van de vrouw staat de moeder als enige ouder vermeld.
2.3.
De vermoedelijke biologische vader is overleden op [datum] 2012 in [plaats] . Dit blijkt uit het overgelegde uittreksel uit het overlijdensregister van de gemeente Hoogstraten van 25 juni 2012.
2.4.
De vrouw en de moeder wonen en hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland. Op het moment dat de vader is overleden, woonde en had hij zijn gewone verblijfplaats in Nederland.

3.Het verzoek en de onderbouwing daarvan

3.1.
De vrouw verzoekt, samengevat:
  • tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de vermoedelijke biologische vader over de vrouw;
  • te bepalen dat de vrouw voortaan de [geslachtsnaam van de vermoedelijke biologische vader] draagt.
3.2.
Daartoe is, door en namens de vrouw, onder meer het volgende aangevoerd. De vrouw en haar familie (moeders- en vaderszijde) weten zeker dat de vermoedelijke biologische vader daadwerkelijk haar biologische vader is. Ter onderbouwing daarvan heeft zij een schriftelijke verklaring overgelegd van de moeder en een oom en tante (vaderszijde) waarin zij dit verklaren. De vrouw heeft samen met haar ouders als gezin samengeleefd. Zij heeft ook altijd een goede band met haar vader gehad. Ter onderbouwing daarvan heeft zij een aantal foto’s overgelegd van haarzelf samen met de vermoedelijke biologische vader. Ook toen de vermoedelijke biologische vader in detentie verbleef, onderhielden zij schriftelijk contact met elkaar. In die brieven, waarvan de vrouw een aantal exemplaren heeft overgelegd, richt de vermoedelijke biologische vader zich tot de vrouw en noemt hij zichzelf “papa”. Na het overlijden van de vermoedelijke biologische vader, heeft de vrouw meermaals zijn graf bezocht in Marokko. Bij de vrouw kwam de laatste jaren steeds sterker de behoefte om alsnog een familierechtelijke band met de vermoedelijke biologische vader te krijgen. De vrouw wil graag alsnog de emotionele erkenning dat de vermoedelijke biologische vader daadwerkelijk haar vader is. Nu hij haar bij leven niet heeft erkend, verzoekt de vrouw om het ouderschap van de vermoedelijke biologische vader over de vrouw gerechtelijk vast te stellen.
3.3.
Als de rechtbank van oordeel is dat het biologische vaderschap van de vermoedelijke biologische vader over de vrouw onvoldoende vaststaat, dan is de vrouw bereid om mee te werken aan een DNA-verwantschapsonderzoek. Een DNA-onderzoek tussen de vermoedelijke biologische vader en de vrouw is niet meer mogelijk, omdat de vader twaalf jaren geleden is overleden en er van hem geen DNA beschikbaar is.
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw haar verzoek tot wijziging van haar geslachtsnaam mondeling ingetrokken. Dit omdat zij bij nader inzien graag haar huidige geslachtsnaam wil behouden.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
De moeder heeft, samengevat, aangegeven dat zij niet twijfelt dat de vermoedelijke biologische vader daadwerkelijk de biologische vader van de vrouw is. Ten tijde van de geboorte van de vrouw waren de moeder en de vermoedelijke biologische vader nog jong. Een erkenning door de vermoedelijke biologische vader van de vrouw is er toen niet van gekomen. De moeder vindt het belangrijk dat alsnog gerechtelijk wordt vastgesteld dat de vermoedelijke biologische vader daadwerkelijk de biologische vader van de vrouw is. De moeder vindt dit niet alleen voor de vrouw belangrijk, maar ook voor zichzelf.

5.De beoordeling

5.1.
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de rechtbank als volgt.
Vaststelling belanghebbenden
5.2.
Op grond van artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden als belanghebbenden in deze zaak aangemerkt degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. In het Procesreglement Overige (Boek 1) zaken van de rechtbank (hierna te noemen: het procesreglement) is voormeld belanghebbendenbegrip nader uitgewerkt met betrekking tot onder meer zaken over gerechtelijke vaststelling ouderschap. Tot voor kort werden in deze zaken in geval de vermoedelijke biologische vader is overleden, ook diens afstammelingen als belanghebbend aangemerkt. In het verzoekschrift is daarom namens de vrouw een overzicht van de afstammelingen van de vermoedelijke biologische vader weergegeven. In juli 2024 is het procesreglement op dit punt echter gewijzigd, in die zin dat de afstammelingen van een overleden vermoedelijke biologische vader niet langer als belanghebbend dienen te worden aangemerkt. De rechtbank heeft de afstammelingen van de vermoedelijke biologische vader daarom niet als belanghebbenden in deze procedure aangemerkt.
Vaststelling nationaliteiten
5.3.
De rechtbank stelt vast dat de vrouw en de moeder de Nederlandse nationaliteit hebben. Hoewel door en namens de vrouw en door de moeder is gesteld dat de vermoedelijke biologische vader eveneens de Nederlandse nationaliteit heeft, zijn er geen bewijsstukken overgelegd waaruit dit blijkt. Daar tegenover staat dat uit het ambtshalve door de rechtbank geraadpleegde uittreksel van de vermoedelijke biologische vader uit de Basisregistratie personen (de BRP) blijkt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft. Als de vader de Nederlandse zou hebben gehad, dan zou dat normaliter uit het BRP moeten blijken. De rechtbank stelt derhalve vast dat de vermoedelijke biologische vader in ieder geval de Marokkaanse nationaliteit heeft.
Internationale bevoegdheid en toepasselijk recht
5.4.
Nu de vrouw en de moeder de Nederlandse nationaliteit hebben en de vermoedelijke biologische vader in ieder geval de Marokkaanse nationaliteit heeft en hij in België is overleden, stelt de rechtbank vast dat deze zaak meerdere internationale aspecten heeft. De rechtbank dient daarom eerst ambtshalve vast te stellen of zij internationaal bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek tot vaststelling van het ouderschap en daarop te beslissen en zo ja, welk recht dan van toepassing is op voormeld verzoek.
5.5.
Met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van het ouderschap ontleent de rechtbank haar bevoegdheid aan artikel 3 aanhef en onder a Rv. Hieruit volgt dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van voormeld verzoek kennis te nemen, indien de verzoeker op het moment van indiening van het verzoek zijn woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft. De rechtbank stelt vast dat de vrouw op het moment van indiening van het verzoek haar woonplaats en gewone verblijfplaats in Nederland heeft, waardoor de Nederlandse rechter op grond van voormeld artikel bevoegd is om van voormeld verzoek kennis te nemen en daarop te beslissen.
5.6.
In artikel 10:97, lid 1 BW staat, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, dat of en onder welke voorwaarden het ouderschap van een persoon gerechtelijk kan worden vastgesteld, wordt bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van die persoon en de moeder of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar die persoon en de moeder elk hun gewone verblijfplaats hebben. In het derde lid van dit artikel staat dat voor de toepassing van het eerste lid van voormeld artikel het tijdstip van de indiening van het verzoek bepalend is.
5.7.
Nu de vermoedelijke biologische vader en de moeder niet een gezamenlijke nationaliteit bezitten, althans de rechtbank er op basis van de overgelegde stukken van uit gaat dat de vader de Marokkaanse nationaliteit heeft en de moeder de Nederlandse nationaliteit, is op grond van voormeld artikel voor het toepasselijk recht bepalend het recht van de gemeenschappelijke gewone verblijfplaats. Nu de moeder en de vermoedelijke biologische vader (op het moment van zijn overlijden) hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, stelt de rechtbank vast dat op het verzoek van de vrouw Nederlands recht van toepassing is.
Gerechtelijke vaststelling ouderschap
5.8.
In artikel 1:207, lid 1 BW staat dat, voor zover hier van belang, het ouderschap van een persoon, ook indien deze is overleden, op de grond dat deze de verwekker is van het kind, door de rechtbank kan worden vastgesteld op verzoek van:
de moeder, tenzij het kind de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt;
het kind.
5.9.
In het tweede lid van dit artikel staat dat vaststelling van het ouderschap niet kan geschieden, indien:
het kind twee ouders heeft;
tussen de in de aanhef van het eerste lid bedoelde persoon en de moeder van het kind krachtens artikel 41 geen huwelijk zou mogen worden gesloten of krachtens artikel 80a, zesde lid, geen partnerschap zou mogen worden geregistreerd;
de in de aanhef van het eerste lid bedoelde persoon een minderjarige is die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, tenzij hij voordat hij deze leeftijd heeft bereikt is overleden.
5.10.
Aan het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap wordt door de wet voor de vrouw als kind geen termijn verbonden.
5.11.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat bij de vrouw en de moeder geen enkele twijfel bestaat dat de vermoedelijke biologische vader daadwerkelijk de biologische vader van de vrouw is. De vrouw stelt dat zij, de moeder en de vermoedelijke biologische vader als gezin hebben samengeleefd. De vrouw heeft ter onderbouwing daarvan een aantal foto’s overgelegd waar zij samen op staan en zij heeft een aantal brieven van de vader gericht aan de vrouw overgelegd, waarin hij zichzelf “papa” noemt. De vrouw heeft ook een brief overlegd van de oom en tante vaderszijde en tijdens de mondelinge behandeling een aantal appberichten getoond, waarin de oom en tante vaderszijde eveneens aangegeven geen twijfels te hebben over het biologische vaderschap van de vermoedelijke biologische vader over de vrouw. De rechtbank gaat ervan uit dat als er binnen de familie van de zijde van vader enige twijfels zouden bestaan over de vraag of de vermoedelijke biologische vader daadwerkelijk de biologische vader van de vrouw is, zij dit niet zouden hebben verklaard. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldoende is aangetoond dat de vermoedelijke biologische vader daadwerkelijk de biologische vader van de vrouw is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om partijen op te dragen om in dat verband een DNA-(verwantschaps)onderzoek te laten verrichten.
5.12.
De rechtbank stelt voorts vast dat geen sprake is van een of meerdere situaties als omschreven in het tweede lid van voormeld artikel.
5.13.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de vermoedelijke biologische vader over de vrouw. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw daarom toewijzen en het ouderschap van de vermoedelijke biologische vader over de vrouw gerechtelijk vaststellen.
Geslachtsnaam
5.14.
In artikel 10:20 BW staat dat, voor zover hier van belang, de geslachtsnaam en de voornamen van een persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit, ongeacht de vraag of hij nog een andere nationaliteit heeft, worden bepaald door het Nederlandse recht.
5.15.
In artikel 1:5, lid 7, BW staat dat, voor zover hier van belang, een kind dat op het tijdstip van het ontstaan van de familierechtelijke betrekking met beide ouders zestien jaar of ouder is, in geval van gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, ten overstaan van de rechter verklaart of het de geslachtsnaam van de ene of de andere ouder zal hebben of van beide ouders in een vrij te bepalen volgorde. Van deze verklaring wordt melding gemaakt in de rechterlijke uitspraak inzake gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.
5.16.
Alhoewel de vrouw aanvankelijk heeft verzocht om haar geslachtsnaam te wijzigen in die van de vermoedelijke biologische vader, is dit verzoek namens de vrouw tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken. De vrouw heeft daarbij verklaard dat zij bij nader inzien graag haar huidige geslachtsnaam wil behouden. De rechtbank zal daarom verstaan dat de vrouw de geslachtsnaam “ [geslachtsnaam] ” zal behouden.
5.17.
Nu het verzoek van de vrouw tot wijziging geslachtsnaam is ingetrokken, kan dit verzoek niet meer worden onderzocht door de rechtbank. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.
Toesturen van de beschikking aan de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand
5.18.
De rechtbank zal deze beschikking toesturen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gemeente Breda en die ambtenaar gelasten van deze beschikking betreffende de gerechtelijke vaststelling ouderschap een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte van de vrouw.
5.19.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
stelt het ouderschap vast van de heer [naam] , geboren op [geboortedag 1] 1982 in [geboorteplaats] ten aanzien van mevrouw [de vrouw] , geboren op [geboortedag 2] 2003 in [geboorteplaats] ;
6.2.
verstaat dat de vrouw de geslachtsnaam [geslachtsnaam] behoudt;
6.3.
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank, wanneer de beslissing tot gerechtelijke vaststelling ouderschap in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Breda, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025 door mr. Sumner, rechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.