In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 april 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van een inmiddels overleden biologische vader over een meerderjarig kind, hierna aangeduid als de vrouw. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. A. Koop-van Vliet, heeft verzocht om vaststelling van het ouderschap van de vermoedelijke biologische vader, die niet erkend heeft, en om haar geslachtsnaam te wijzigen naar die van de vader. De moeder van de vrouw heeft als belanghebbende verklaard dat zij niet twijfelt aan het vaderschap van de overleden vader. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 maart 2025, waarbij de vrouw en de moeder zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de moeder de Nederlandse nationaliteit hebben, terwijl de vermoedelijke biologische vader de Marokkaanse nationaliteit had en in België is overleden. De rechtbank heeft de internationale bevoegdheid vastgesteld op basis van de woonplaats van de verzoeker en het toepasselijke recht als Nederlands recht. Na beoordeling van de overgelegde stukken en verklaringen, heeft de rechtbank geoordeeld dat voldoende bewijs is geleverd dat de vermoedelijke biologische vader daadwerkelijk de vader is van de vrouw. Het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam is ingetrokken door de vrouw, die haar huidige geslachtsnaam wil behouden. De rechtbank heeft het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap toegewezen en de geslachtsnaam van de vrouw bevestigd. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.