Uitspraak
1.Het verdere procesverloop
- de in deze zaak gegeven beschikking van de rechtbank van 27 november 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- het rapport en advies van 3 februari 2025 van de bijzondere curator;
- het namens de vrouw op 10 februari 2025 ingediende verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, met bijlagen;
- het namens de man op 14 februari 2025 ingediende aanvullend verzoekschrift;
- het namens de vrouw op 7 maart 2025 ingediende verweerschrift op zelfstandig verzoek, tevens houdende aanvullende verzoeken, met bijlage.
- de man, bijgestaan door mr. Brouwer;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Kandemir;
- de bijzondere curator;
- een vertegenwoordigster namens de Raad.
- De vrouw en de man hebben een relatie met elkaar gehad. [minderjarige] is tijdens deze relatie geboren.
- Op de geboorteakte van [minderjarige] staat de vrouw als enige ouder vermeld.
- De vrouw is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] .
- [minderjarige] woont bij de vrouw.
- De vrouw, de man en [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.
- De vrouw, de man en [minderjarige] wonen en hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland.
2.De verzoeken
- Carnavalsvakantie: [minderjarige] verblijft in de oneven jaren van vrijdag na school tot de zondag de week daarop tot 12.00 uur bij de man en in de even jaren bij de vrouw;
- Meivakantie: [minderjarige] verblijft in de oneven jaren de eerste week van vrijdag na school tot de zondag de week daarop tot 12.00 uur bij de man en in de tweede week van zondag 12.00 uur tot zondag 12:00 uur bij de vrouw. In de even jaren andersom;
- Zomervakantie: [minderjarige] verblijft in de oneven jaren de weken 1,2 en 3 van vrijdag na school tot zondag 12.00 uur bij de vrouw en in de weken 4, 5 en 6 vanaf zondag 12.00 uur tot zondag 12:00 uur bij de man. In de even jaren andersom;
- Herfstvakantie: [minderjarige] verblijft in de oneven jaren van vrijdag na school tot de zondag de week daarop tot 12.00 uur bij de vrouw en in de even jaren bij de man;
- Kerstvakantie: [minderjarige] verblijft in de oneven jaren de eerste week van vrijdag na school tot zondag 12.00 uur bij de man en in de tweede week van zondag 12.00 uur tot en met zondag 12:00 uur bij de vrouw. In de even jaren andersom.
- een contact-/omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] te bepalen op basis waarvan zij eenmaal per veertien dagen van vrijdag 15.00 uur tot zondag 19.00 uur contact/omgang met elkaar hebben, ophalen op school en terugbrengen bij de vrouw, helft van de schoolvakanties en feestdagen;
- te bepalen dat de man als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] aan de vrouw dient te voldoen een bedrag ter hoogte van € 250,= per maand, met ingang van 1 augustus 2023, steeds bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen, althans een bijdrage als de rechtbank in goede justitie meent te behoren.
- het verzoek van de vrouw met betrekking tot het door de man aan de vrouw te betalen bedrag aan kinderalimentatie aan te houden en partijen in de gelegenheid te stellen om zich nader uit te laten over de eventueel vast te stellen kinderalimentatie;
- een door de man aan de vrouw te betalen bedrag aan kinderalimentatie te bepalen zoals de rechtbank juist acht.
3.De standpunten
4.De beoordeling
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund;
- de (gezagdragende) ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van het kind (zware interventie);
- het kind en de (gezagdragende) ouders hebben onbelast contact met elkaar;
- er is inzicht in de mogelijkheden/belemmeringen van beide ouders en de hulp die nodig is om een stabiele opvoedsituatie voor het kind te realiseren.
- Bestaat er, als de ouders samen het gezag over [minderjarige] krijgen, een onacceptabel risico dat [minderjarige] erg klem komt te zitten tussen de ouders en het er niet naar uitziet dat dit binnen korte tijd voldoende zal verbeteren of is het om een andere reden in het belang van [minderjarige] om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?
- Welke omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] past het beste bij de belangen van [minderjarige] ?
- Hoe moet die regeling eruit gaan zien qua frequentie, duur en vorm?
5.De beslissing
- Carnavalsvakantie: [minderjarige] verblijft in de even jaren van vrijdag na school tot de zondag de week daarop tot 12.00 uur bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw;
- Meivakantie: [minderjarige] verblijft in de oneven jaren de eerste week van vrijdag na school tot de zondag de week daarop tot 12.00 uur bij de man en in de tweede week van zondag 12.00 uur tot zondag 12:00 uur bij de vrouw. In de even jaren andersom;
- Zomervakantie: [minderjarige] verblijft in de even jaren de weken 1,2 en 3 van vrijdag na school tot zondag 12.00 uur bij de vrouw en in de weken 4, 5 en 6 vanaf zondag 12.00 uur tot zondag 12:00 uur bij de man. In de oneven jaren andersom;
- Herfstvakantie: [minderjarige] verblijft in de even jaren van vrijdag na school tot de zondag de week daarop tot 12.00 uur bij de vrouw en in de oneven jaren bij de man;
- Kerstvakantie: [minderjarige] verblijft in de oneven jaren de eerste week van vrijdag na school tot zondag 12.00 uur bij de man en in de tweede week van zondag 12.00 uur tot en met zondag 12:00 uur bij de vrouw. In de even jaren andersom;
dinsdag 13 januari 2026 PRO FORMA, of zoveel eerder als mogelijk is, de UHA-rapportage over het verloop en de resultaten van het (jeugd)hulptraject bij de griffie van de rechtbank in te dienen;
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.