Uitspraak
1.Het verdere procesverloop
- de in deze zaak gegeven nadere beschikking van de rechtbank van 20 december 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- het F9-formulier van 23 december 2024 van mr. Metin;
- het op 20 januari 2025 ontvangen e-mailbericht van het loket van de samenwerkende gemeenten in de zorgregio Midden-Brabant (hierna te noemen: het loket), met als bijlage de eindrapportage behorende bij het traject uniform hulpaanbod (UHA);
- de brief van 6 februari 2025 van de Raad;
- het op 20 februari 2025 namens de man ingediende aanvullend verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van 28 februari 2025 van mr. Boelhouwer, met bijlagen;
- het op 7 maart 2025 ontvangen verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek, met bijlagen;
- het F9-formulier van 10 maart 2025 van mr. Boelhouwer, met bijlagen.
- de man, bijgestaan door mr. Metin;
- de vrouw (via een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding via MS Teams), bijgestaan door mr. Boelhouwer die wel fysiek in de zittingszaal aanwezig was;
- de bijzondere curator;
- een vertegenwoordigster namens de Raad.
2.De (aanvullende) verzoeken
- aan de man toestemming te verlenen, ter vervanging van de ontbrekende toestemmingen van de vrouw en van [minderjarige 1] , om [minderjarige 1] te erkennen met dien verstande dat [minderjarige 1] haar huidige geslachtsnaam “ [geslachtsnaam van de vrouw] ” zal behouden;
- de man te belasten met het ouderlijk gezag (zoals tijdens de mondelinge behandeling namens de man is gespecificeerd: over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] );
- de zorg- en opvoedingstaken te bepalen zoals is uiteengezet in het verzoekschrift (zoals tijdens de mondelinge behandeling namens de man is gespecificeerd: ten aanzien van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] );
- een (definitieve) informatieregeling te bepalen zoals is uiteengezet in het verzoekschrift (zoals tijdens de mondelinge behandeling namens de man is gespecificeerd: ten aanzien van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ),
- de vrouw te gelasten om samen met de minderjarigen terug te verhuizen naar Nederland, binnen een straal van 20 km van Udenhout;
- de vrouw te verbieden om met de minderjarigen naar Spanje of een ander land te verhuizen;
- een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,= per dag met een maximum van € 100.000,=;
- de man te machtigen om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de ten uitvoerlegging van deze beschikking te bewerkstelligen, indien de vrouw in gebreke blijft om aan het verhuisverbod c.q. terugverhuisgebod te voldoen;
- hem thans toestemming te verlenen (naar de rechtbank begrijpt: ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw én [minderjarige 1] ) om [minderjarige 1] te erkennen;
- hem thans te belasten met het ouderlijk gezag over de minderjarigen,
3.De standpunten
4.De (nadere) beoordeling
- Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
- De minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn tijdens deze relatie geboren.
- Op de geboorteakte van [minderjarige 1] staat enkel de vrouw als ouder genoemd.
- De man heeft [minderjarige 2] en [minderjarige 3] erkend.
- De vrouw is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
- De man, de vrouw, [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben de Nederlandse nationaliteit.
- De man woont in Nederland. De vrouw en de minderjarigen wonen sinds begin december 2024 in Spanje.
terVerordening (de Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking)).
terzijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Ingevolge artikel 17 sub a Brussel II-
terwordt een zaak geacht bij een gerecht aanhangig te zijn gemaakt op het tijdstip waarop het stuk waarmee het geding wordt ingeleid bij het gerecht wordt ingediend.
ter.
tervolgt dat er sprake is van een ongeoorloofde overbrenging of niet-terugkeer van een kind, als dit gebeurt in strijd met het gezagsrecht en dit gezag op het moment van overbrenging of niet-terugkeer, alleen of gezamenlijk, daadwerkelijk werd uitgeoefend. Hiervan is volgens de rechtbank geen sprake geweest. Op het moment dat de vrouw met de minderjarigen begin december 2024 naar Spanje is vertrokken, oefende zij alleen het gezag over de minderjarigen uit. De vrouw mocht begin december 2024 dan ook met de minderjarigen vertrekken naar Spanje en er is dus geen sprake van een ongeoorloofde overbrenging van de minderjarigen. Dit brengt mee dat voor de beoordeling van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter artikel 7 lid 1 Brussel II-
tervan toepassing is en de rechtbank dus voor de beoordeling van haar internationale bevoegdheid ten aanzien van de aanvullende verzoeken van de man tot het geven van een terugverhuisgebod en een verhuisverbod, moet onderzoeken waar de minderjarigen hun gewone verblijfplaats hadden op de peildatum 20 februari 2025.
A2 april 2009, ECLI:EU:C:2009:225 en
Mecredi t. Chaffe22 december 2010, ECLI:EU:2010:829) moet het begrip gewone verblijfplaats aldus worden uitgelegd dat deze verblijfplaats de plaats is die een zekere integratie van het kind in een sociale en familiale omgeving tot uitdrukking brengt. Daartoe moet onder meer rekening worden gehouden met de duur, de regelmatigheid, de omstandigheden en de redenen van het verblijf waaronder het naar school gaan, de talenkennis en de familiale en sociale banden van het kind in die staat.
terVerordening.
5.De beslissing
dinsdag 13 januari 2026 PRO FORMA, in afwachting van het rapport en advies van de Raad (conform de opdracht daartoe in de beschikking van 20 december 2024), zoals hiervoor onder rechtsoverwegingen 4.21 en 4.22 is overwogen;
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.