ECLI:NL:RBZWB:2025:2401

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/6112
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de inhouding op AOW-pensioen en AIO-aanvulling door de Sociale Verzekeringsbank na beslaglegging

Op 16 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de inhouding van € 135,05 per maand op het AOW-pensioen en de AIO-aanvulling van eiser. De rechtbank beoordeelt of de Svb op goede gronden deze inhouding in stand heeft gelaten, na een beslag dat is gelegd op verzoek van Budget Thuis B.V. (BudgetEnergie). Eiser ontving een AOW-pensioen en een AIO-aanvulling, maar na een vonnis van de kantonrechter is er beslag gelegd op zijn uitkering. De deurwaarder heeft de beslagvrije voet vastgesteld op € 1.220,- per maand, waar de Svb rekening mee heeft gehouden bij de inhouding. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de inhouding, maar de rechtbank oordeelt dat de Svb binnen de kaders van het beslag is gebleven. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de inhoudingen door de Svb in stand blijven. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6112

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, Svb,

gemachtigde: mr. A. Marijnissen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de inhouding van een deel van zijn uitkering naar aanleiding van een gelegd beslag op zijn uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 10 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de Svb deelgenomen. Eiser is niet naar de zitting gekomen.
1.2.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser ontvangt van de Svb een AOW-pensioen en een Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO).
2.1.
Op 22 mei 2024 is op verzoek van de besloten vennootschap Budget Thuis B.V. h.o.d.n. BudgetEnergie te Amsterdam (BudgetEnergie) onder de Svb beslag gelegd op het AOW-pensioen en AIO-aanvulling van eiser. BudgetEnergie heeft dat gedaan, nadat de kantonrechter van de rechtbank Zeeland – West-Brabant in het vonnis van 24 april 2024 eiser bij verstek heeft veroordeeld tot betaling van een geldsom aan BudgetEnergie. De aan BudgetEnergie toegewezen geldsom heeft betrekking op door eiser aan BudgetEnergie te betalen voorschotbedragen op basis van het tussen BudgetEnergie en eiser gesloten energiecontract.
2.2.
De deurwaarder heeft de beslagvrije voet berekend op € 1.220,00 per maand en heeft aan de Svb doorgegeven dat de totale vordering € 1.949,69 bedraagt. Met het besluit van 29 mei 2024 heeft de Svb aan eiser gemeld dat er beslag is gelegd op zijn uitkering en besloten dat vanaf juni 2024 € 135,05 per maand op het AOW-pensioen en de AIO-aanvulling wordt ingehouden. Eiser ontvangt gedurende de looptijd van het beslag € 1.220,73 per maand.
2.3.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 29 mei 2024. Met het bestreden besluit heeft de Svb het bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard en de inhouding op de uitkering in stand gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de Svb in het bestreden besluit op goede gronden de inhouding van € 135,05 per maand op het AOW-pensioen en de AIO-aanvulling in stand heeft gelaten. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Naar het oordeel van de rechtbank dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhouding op de uitkering vanwege beslag
5. Eiser voert aan dat hij geen schuld heeft aan BudgetEnergie en stelt dat de inhouding op zijn uitkering onrechtmatig is.
5.1
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] volgt dat bezwaren tegen een gelegd beslag kunnen worden voorgelegd aan de burgerlijke rechter en dat het niet op de weg van de derdebeslagene (in dit geval de Svb) ligt om de geldigheid van het beslag te beoordelen. Ook de bestuursrechter dient niet over de rechtmatigheid van het beslag te oordelen. Bij de beoordeling van een betalingsbeslissing, zoals in deze procedure, moet het gelegde beslag als een gegeven worden aanvaard. De toetsing door de bestuursrechter is beperkt tot het beantwoorden van de vraag of het bestuursorgaan bij het nemen van deze betalingsbeslissing binnen het kader van het beslag is gebleven. In het bijzonder gaat het dan om de vraag of de voor eiser geldende beslagvrije voet in acht is genomen. De beslagvrije voet is het inkomen dat eiser minimaal moet overhouden om – ondanks het gelegde beslag – in het levensonderhoud te kunnen voorzien.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat de Svb in dit geval bij de betalingsbeslissing binnen de kaders van het beslag is gebleven. De Svb heeft bij de vaststelling van de inhouding rekening gehouden met de door de deurwaarder opgegeven beslagvrije voet van € 1.220,- en daar het besluit op gebaseerd. De rechtbank heeft daarin geen onjuistheden geconstateerd. Over de geldigheid van het beslag, de hoogte van de beslagvrije voet en de vordering waarvoor beslag is gelegd, zal eiser zich moeten richten tot de schuldeiser BudgetEnergie en de deurwaarder. Of eiser kan dit voorleggen in een procedure bij de burgerlijke rechter.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de inhoudingen door de Svb vanaf juni 2024 in stand blijven.
6.1.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiser het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 16 april 2025 gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene Ouderdomswet (AOW)
Artikel 19, eerste lid:
1. De Sociale verzekeringsbank betaalt het ouderdomspensioen waarop op grond van deze wet recht bestaat. De betaling geschiedt als regel maandelijks.
Participatiewet (PW)
Artikel 47a, eerste lid:
1. De Sociale verzekeringsbank heeft tot taak het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen aan alleenstaanden (…) hier te lande die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
Artikel 438, eerste lid:
1. Geschillen die in verband met een executie rijzen, worden gebracht voor de rechtbank die naar de gewone regels bevoegd zou zijn, of in welker rechtsgebied de inbeslagneming plaatsvindt, zich een of meer van de betrokken zaken bevinden of de executie zal geschieden. In afwijking van de vorige zin worden geschillen die rijzen in verband met de executie van een door de kantonrechter afgegeven executoriale titel voor de kantonrechter gebracht die de executoriale titel heeft afgegeven.
Artikel 475, eerste lid, aanhef en onder a:
Het beslag op vorderingen die de geëxecuteerde op derden mocht hebben of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen, en op hem toebehorende roerende zaken die onder derden mochten berusten en geen registergoederen zijn, geschiedt bij een exploot van een deurwaarder dat, behalve de gewone formaliteiten, op straffe van nietigheid inhoudt: een bevel aan de derde om het verschuldigde of de zaken onder zich te houden op straffe van onwaarde van elke in weerwil van het beslag gedane betaling of afgifte.
Artikel 475b, eerste lid:
1. Beslag onder een derde op een of meer vorderingen van de geëxecuteerde tot periodieke betalingen waaraan een beslagvrije voet is verbonden, is slechts geldig voor zover een periodieke betaling de beslagvrije voet overtreft.
Artikel 475c, eerste lid, aanhef en onder a en b:
1. Een beslagvrije voet is verbonden aan vorderingen tot periodieke betaling van:
a. uitkeringen op grond van de Participatiewet;
b. uitkeringen op grond van overige sociale zekerheidswetten, (…);

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld CRvB 11 juli 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1411.