ECLI:NL:RBZWB:2025:2404

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
BRE 24/1749
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering door UWV op basis van arbeidsongeschiktheidseisen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen, beoordeeld. Het UWV had op 31 maart 2023 besloten om eiseres per 23 december 2022 geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid gebruik heeft gemaakt van rapporten van verzekeringsartsen en een psycholoog, die de belastbaarheid van eiseres hebben beoordeeld. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische oordelen van de verzekeringsartsen en dat de gestelde beperkingen passend zijn bij de ervaren psychische klachten van eiseres.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat zij meer beperkt zou moeten worden, verworpen. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) van 12 maart 2023 de juiste belastbaarheid van eiseres weergeeft. De rechtbank heeft ook de geschiktheid van de aan eiseres geduide functies beoordeeld en komt tot de conclusie dat deze functies binnen de belastbaarheid van eiseres vallen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 23 december 2022. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1749 WIA

uitspraak van 10 april 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[bewindvoerder] h.o.d.n. [bedrijf], te [plaats 1] , in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [eiseres] te [plaats 2] , eiseres,
gemachtigde: mr. R.E. Teusink,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV (kantoor Breda),
gemachtigde: mr. H.M. van Gent.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om [eiseres] een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. [1]
1.2
Het UWV heeft bij besluit van 31 maart 2023 (primaire besluit) geweigerd om [eiseres] per 23 december 2022 een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van 19 januari 2024 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, [eiseres] en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat [eiseres] per
23 december 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit onder meer aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of [eiseres] medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 23 december 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
[eiseres] is – voorafgaand aan haar uitval op 25 december 2020 wegens psychische klachten – werkzaam geweest als medewerkster housekeeping voor gemiddeld 23,6 uur per week. Na afloop van de tijdelijke arbeidsovereenkomst heeft het UWV [eiseres] een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. De verzekeringsarts heeft [eiseres] per
30 augustus 2021 hersteld verklaard. In de bezwaarprocedure tegen deze herstelverklaring heeft het UWV [eiseres] vervolgens per 1 december 2021 hersteld verklaard. Op 20 juni 2022 heeft [eiseres] zich, met terugwerkende kracht tot 1 december 2021, vanuit de Werkloosheidswet ziekgemeld. Zij heeft op 20 september 2022 een WIA-uitkering aangevraagd en heeft tot het einde van de wachttijd de ZW-uitkering ontvangen. Bij besluit van 3 februari 2023 heeft het UWV aan [eiseres] vanaf 23 december 2022 een voorschot op de aangevraagde WIA-uitkering toegekend. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
[eiseres] is op 9 december 2022 beoordeeld door een door de verzekeringsarts ingeschakelde psycholoog, met als doel om de klachten op het gebied van het persoonlijk en sociaal functioneren in kaart te brengen. Bij het psychisch onderzoek neemt de psycholoog waar dat [eiseres] haar klachten op chaotische en onsamenhangende wijze presenteert. Zij raakt enkele keren geëmotioneerd als het gaat om moeilijke situaties/ervaringen uit het verleden. [eiseres] stelt zich in de loop van het gesprek coöperatief en vriendelijk op en maakt voldoende oogcontact. De stemming oogt gedrukt, met bijpassend affect. Voor wat betreft bewustzijn, concentratie, oriëntatie, waarnemen en denken neemt de psycholoog geen bijzonderheden waar. De psycholoog heeft zijn bevindingen aan de verzekeringsarts teruggekoppeld.
De verzekeringsarts heeft verder het dossier bestudeerd en op 6 maart 2023 telefonisch met [eiseres] gesproken. Daarna heeft de verzekeringsarts gerapporteerd. In het contact met [eiseres] constateert de verzekeringsarts geen bijzonderheden. De verzekeringsarts stelt als diagnoses een posttraumatische stressstoornis, een emotioneel instabiele/borderline persoonlijkheid en astma. [eiseres] is in 2018 op de PAAZ-afdeling opgenomen. De behandelend sector heeft een borderline persoonlijkheidsstoornis, een posttraumatische stressstoornis en een lichte anorexia nervosa gediagnosticeerd. Gedurende de periode dat [eiseres] een ZW-uitkering ontving heeft zij meerdere behandeltrajecten gevolgd, waaronder een opname in de periode van augustus 2022 tot en met september 2022. De behandeling heeft tot enige verbetering geleid, maar [eiseres] maakt een kwetsbare indruk op de verzekeringsarts. Als gevolg van de posttraumatische stressstoornis is zij aangewezen op een voorspelbare werksituatie, waarbij de taakinhoud niet veelvuldig wisselt en de werkplek hetzelfde is. Zij is beperkt voor veelvuldige deadlines/productiepieken, storingen, onderbrekingen en een hoog handelingstempo bij het uitvoeren van complexe, niet routinematige taken. Verder is zij beperkt voor conflicthantering. Door de borderline persoonlijkheid is zij beperkt voor samenwerken, het hanteren van emotionele problemen van anderen, het uiten van eigen gevoelens, intensief klanten- of patiëntencontact en voor werk met leidinggevende aspecten. Uit preventieve overwegingen stelt de verzekeringsarts een urenbeperking van maximaal 20 uur per week en vanwege de astmatische klachten is zij beperkt voor het werken in een stoffige omgeving en omgevingen waar in de lucht prikkelende gassen en dampen voorkomen.
In bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b het dossier bestudeerd en [eiseres] beoordeeld tijdens het spreekuur van 2 januari 2024. [eiseres] maakt tijdens dit gesprek geen vermoeide indruk, is coöperatief en bespreekt haar klachten op onsamenhangende wijze, waarbij [eiseres] de nadruk legt op de door haar ervaren belemmeringen. Zij is breedsprakerig en geeft geregeld niet adequaat antwoord op de gestelde vragen. [eiseres] is welbespraakt en assertief. Na emoties en/of boosheid kan zij zich weer herpakken. Tijdens het gesprek is de aandacht goed te richten en te behouden, er is geen sprake van een verstoorde oriëntatie in de trias en er zijn geen aanwijzingen voor evidente geheugenproblematiek. De verzekeringsarts b&b wijkt niet af van de beoordeling door de verzekeringsarts. Er is, volgens de verzekeringsarts b&b, voldoende medische informatie in het dossier aanwezig om tot een weloverwogen beslissing te komen over de belastbaarheid. [eiseres] heeft in bezwaar zelf geen nieuwe informatie ingebracht. De gestelde beperkingen zijn passend bij de ervaren psychische klachten en diagnoses. De verzekeringsarts b&b verwijst hiervoor naar de beperkingen voor stress- en piekbelasting, verminderde flexibiliteit en emotieregulatie. Ook is een urenbeperking gesteld.
De beperkingen en de belastbaarheid van [eiseres] zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 12 maart 2023.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat [eiseres] al geruime tijd in behandeling is bij [organisatie] in Halsteren voor haar PTSS en bij de longarts voor haar astma. Vanwege de psychische klachten is zij in 2018 en 2022 opgenomen op de PAAZ-afdeling. [eiseres] is niet in staat om enige werkzaamheden te verrichten en is ernstig beperkt in haar persoonlijk en sociaal functioneren. Daarnaast heeft zij inmiddels ook handklachten ontwikkeld die leiden tot beperkingen voor hand- en vingergebruik. [eiseres] heeft op 19 juli 2023 opnieuw een ZW-uitkering aangevraagd, welke per 18 oktober 2023 is toegekend. Ter zitting heeft zij toegelicht dat de ZW-uitkering inmiddels beëindigd is.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door [eiseres] gestelde klachten, waaronder haar psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat [eiseres] niet alleen door verzekeringsartsen is beoordeeld, maar dat het UWV bij de primaire beoordeling – vanwege de problematiek van [eiseres] – ook een psycholoog heeft ingeschakeld. Deze had tot taak om het persoonlijk en sociaal functioneren in kaart te brengen en vervolgens stelt de verzekeringsarts op basis daarvan de beperkingen. Het UWV heeft daarbij ook gebruik gemaakt van de in het dossier al opgenomen medische informatie. De rechtbank kan de verzekeringsarts b&b volgen in de gestelde psychische beperkingen. Voor wat betreft de handklachten stelt het UWV in het verweerschrift terecht dat [eiseres] niet geobjectiveerd heeft dat deze klachten ook bestonden op de datum in geding. Met betrekking tot de ziekmelding van 19 juli 2023 geldt dat deze ziekmelding ten eerste ziet op een andere datum in geding. Daarnaast is tussen partijen niet in geschil dat [eiseres] geen uitkering meer ontvangt naar aanleiding van deze ziekmelding en dat [eiseres] per 18 maart 2024 weer in staat wordt geacht om tenminste één van de in deze WIA-beoordeling geduide functies uit te voeren. Naar het oordeel van de rechtbank komt aan deze ziekmelding dan ook niet de waarde toe die eiseres hieraan hecht.
Niet gebleken is dat in de FML de beperkingen van [eiseres] zijn onderschat. De stelling dat [eiseres] meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Medewerker postverzorging (intern, SBC-code 315140), Telefonist (centrale, SBC-code 315174) en Medewerker binderij (SBC-code 268030).
5.2
Eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres voor de functie Medewerker postverzorging aangevoerd dat [eiseres] in die functie per dag meer dan 2.000 stukken moet behandelen en veel moet scannen. Het gaat dus om een functie met veel deadlines en dat overschrijdt de belastbaarheid van [eiseres] . Dat geldt ook voor de functie van Telefonist. Bij deze functie geldt bovendien dat het niet gaat om mentaal licht werk. Voor wat betreft de functie Medewerker binderij dient [eiseres] met lijm te werken. Dat is een prikkelbare stof en hiermee omgaan overschrijdt haar belastbaarheid.
5.3
De beroepsgronden geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de rapportage van de arbeidsdeskundige van 28 maart 2023 duidelijk volgt waarom de betreffende functies voor [eiseres] zijn geduid. De rechtbank heeft bij alle hiervoor aangehaalde functies de signaleringen uit de resultaat eindselectie gecontroleerd en kan de arbeidsdeskundige volgen in de motivering van de verschillende signaleringen. Voor wat betreft [eiseres] aanvoert over de omvang van de werkzaamheden in de functie Medewerker postverzorging geldt dat de functiebeschrijving uitgaat van 100-200 stukken per uur. Aangezien [eiseres] maximaal tot zes uur per dag kan werken, komt het aantal poststukken uit tussen de 600 en 1.200 stukken. Bij de uitvoering van de werkzaamheden ligt het zwaartepunt op het correct verdelen van de post over de verschillende afdelingen en de stukken klaarmaken voor behandeling door de scankamer. Naar het oordeel van de rechtbank valt deze belasting binnen de belastbaarheid van [eiseres] . Het voorstaande geldt ook voor de functie van Telefonist. De rechtbank wijst ook de door [eiseres] aangevoerde grond – dat het werk mentaal te zwaar voor haar is – af. Het gaat in dit werk vooral om het maken van afspraken, het muteren van gegevens en het aanleveren van informatie voor een optimale dienstverlening. [eiseres] heeft bij de functie van Medewerker binderij verwezen naar het werken met lijm en de voor haar gestelde beperkingen. [eiseres] is beperkt voor substantiële blootstelling aan stof en luchtwegprikkelende gassen of dampen. Die belasting maakt geen onderdeel uit van deze geduide functie. Onderdeel van de functie is wel huidcontact met onder meer lijm, maar die beperking uit beoordelingspunt 3.3 van de FML is niet op [eiseres] van toepassing. De hiervoor genoemde functies mochten dus worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die [eiseres] met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat [eiseres] minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat [eiseres] tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 23 december 2022.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 23 december 2022. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook wordt het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 10 april 2025 gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op [website] .
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Bij beschikking van 22 december 2020 is [eiseres] onder bewind gesteld.