ECLI:NL:RBZWB:2025:2407
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beroepen tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2020 en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2020
Op 23 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 23/11275 en 23/11276, waarin belanghebbende in beroep ging tegen de uitspraken van de inspecteur van de belastingdienst over de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2020 en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) 2020. De inspecteur had de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard en de aanslagen in stand gelaten. Tijdens de zitting op 18 december 2024 werd het beroep behandeld, waarbij belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelde of het zorgvuldigheidsbeginsel was geschonden tijdens de bezwaarfase. Belanghebbende stelde dat de gang van zaken rondom het hoorgesprek onjuist was verlopen, omdat hij niet thuis gehoord kon worden en de inspecteur niet over relevante dossiers beschikte. De rechtbank oordeelde echter dat het hoorrecht niet was geschonden, aangezien belanghebbende de mogelijkheid had om telefonisch gehoord te worden, maar ervoor koos om fysiek aanwezig te zijn. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur niet onzorgvuldig had gehandeld en dat de aanslagen correct waren opgelegd.
De rechtbank verklaarde de beroepen van belanghebbende ongegrond en wees het verzoek om een dwangsom of schadevergoeding af. De rechtbank benadrukte dat de kosten voor de beroepsfase niet vergoed konden worden, omdat de beroepen ongegrond waren. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.