ECLI:NL:RBZWB:2025:2433

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
24/3639 tot en met 24/3643
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslagen omzetbelasting en ontvankelijkheid van bezwaren

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2025, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende uit de Verenigde Staten die bezwaar heeft gemaakt tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst over verschillende tijdvakken van 2015 tot en met 2018. De rechtbank beoordeelt of de bezwaren van de belanghebbende ontvankelijk zijn, aangezien deze zijn ingediend na de wettelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de naheffingsaanslagen terecht heeft verzonden naar het adres waarop de belanghebbende geregistreerd stond in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP). De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt, omdat hij zijn adreswijziging niet correct heeft doorgegeven. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en de bezwaren niet-ontvankelijk. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/3639 tot en met 24/3643

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] (de Verenigde Staten), belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 6 maart 2024 (de uitspraken op bezwaar).
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de volgende tijdvakken opgelegd (de naheffingsaanslagen):
Dagtekening
Tijdvak
Zaaknummer
27 juli 2017
1 januari 2015 tot en met 31 december 2015
24/3639
26 augustus 2017
1 januari 2016 tot en met 31 december 2016
24/3640
25 november 2017
1 juli 2017 tot en met 30 september 2017
24/3641
24 februari 2018
1 oktober 2017 tot en met 31 december 2017
24/3642
29 mei 2018
1 januari 2018 tot en met 31 maart 2018
24/3643
Tevens is belastingrente in rekening gebracht bij de naheffingsaanslagen over 2015 en 2016.
Bij de naheffingsaanslagen over het derde en vierde kwartaal 2017 en het eerste kwartaal 2018 zijn boetes opgelegd.
1.2.
Belanghebbende heeft op 22 februari 2024 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen, boetes en rentebeschikkingen.
1.3.
In de uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur de bezwaren van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 26 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft belanghebbende deelgenomen via beeldverbinding. Namens de inspecteur hebben mr. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] en [inspecteur 3] deelgenomen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat op 28 februari 2025 aan partijen is verzonden.
1.5.
De rechtbank heeft aan het slot van de zitting aanleiding gezien het onderzoek te schorsen en heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld om bij de Ontvanger na te gaan of de naheffingsaanslag over het tijdvak van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 inmiddels is verjaard. De inspecteur heeft bij bericht van 4 maart 2025 aangegeven dat de betreffende naheffingsaanslag niet is verjaard. Belanghebbende heeft daarop gereageerd bij bericht van 9 maart 2025. Op 12 maart 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak binnen zes weken aangekondigd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende is in juli 2017 naar de Verenigde Staten (VS) geëmigreerd. Tot 19 juli 2018 stond hij in de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) ingeschreven op het adres [adres 1] . Van 19 juli 2018 tot 23 oktober 2022 stond belanghebbende in de BRP geregistreerd als “vertrokken onbekend waarheen”. Vanaf 23 oktober 2022 is in de BRP het woonadres van belanghebbende in de Verenigde Staten vermeld.
3.1.
De naheffingsaanslagen zijn verzonden naar het adres waarop belanghebbende ten tijde van de dagtekening van de naheffingsaanslagen in de BRP ingeschreven stond.
3.2.
De Ontvanger heeft op 17 januari 2024 een aankondiging vordering wegens belastingschuld aan belanghebbende verzonden naar zijn adres in de Verenigde Staten met een overzicht van de openstaande aanslagen en bedragen. Naar aanleiding daarvan heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen.
3.3.
De inspecteur heeft belanghebbende vanaf april 2018 ambtshalve uitgeschreven als aangifteplichtige voor de omzetbelasting wegens het uitblijven van aangiften omzetbelasting.
3.4.
De ontvanger heeft toegezegd de bedragen aan omzetbelasting die zijn nageheven over het derde en vierde kwartaal 2017 en het eerste kwartaal 2018 niet te innen.

Motivering

4. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in combinatie met artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) vangt de bezwaartermijn aan de dag na de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Artikel 3:41 van de Awb bepaalt dat die bekendmaking dient te geschieden door toezending of uitreiking van de besluiten aan belanghebbende. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt 6 weken. Als wordt uitgegaan van de dagtekening van de naheffingsaanslagen is die termijn ruimschoots overschreden.
4.1.
Belanghebbende heeft gesteld dat de naheffingsaanslagen hem niet hebben bereikt omdat hij op de tijdstippen dat die aanslagen werden verzonden al in de VS woonde. Hij stelt dat hij zijn verhuizing op 20 juli 2017 aan de gemeente Oosterhout heeft doorgegeven in een brief. Hij weet niet waarom het adres in de VS toen niet is opgenomen in de BRP maar denkt dat dat wellicht komt omdat hij geen formulier van de gemeente heeft gebruikt. Belanghebbende heeft een print van de brief van 20 juli 2017 overgelegd die luidt:
“Aan:
Gemeente Oosterhout,
T.a.v. Administratie
[adres 2]
[postcode 1]
[plaats 2]
20
juli 2017
Betreft: Adreswijziging.
Geachte Lezer,
Ondergetekende, [belanghebbende] gaat met zijn vrouw. [persoon] , verhuizen naar Amerika eind Juli 2017.
Oud adres:
[adres 4]
[postcode 1] [plaats 2]
Nieuw adres
[adres 3]
[nummer] [plaats 1]
USA
Hoogachtend,
[belanghebbende] ”
4.3.
Daarnaast stelt belanghebbende dat de naheffingsaanslagen ten onrechte zijn geadresseerd aan het adres [adres 1] . Dat had moeten zijn [adres 4] omdat daar zijn bedrijf was gevestigd.
4.4.
De inspecteur betwist dat sprake is van een foutieve adressering van de naheffingsaanslagen. Volgens de inspecteur is terecht uitgegaan van het adres waarop belanghebbende volgens de BRP ingeschreven stond.
4.5.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de naheffingsaanslagen op de voorgeschreven wijze bekend zijn gemaakt. Dat is niet het geval als het aan de inspecteur is te wijten dat de aanslagen belanghebbende niet hebben bereikt.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de naheffingsaanslagen terecht verzonden naar het adres waarop belanghebbende was geregistreerd in het BRP: [adres 1] . De inspecteur had immers geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze gegevens. Hij wist niet en kon niet weten dat belanghebbende was verhuisd naar de VS. Ook ziet de rechtbank geen reden om te oordelen dat de naheffingsaanslagen geadresseerd hadden moeten zijn aan nummer [adres 4] in plaats van nummer [adres 1] . Het enige argument dat belanghebbende daarvoor heeft aangevoerd is dat hij dat adres op zijn zakelijke facturen vermeldde. Er is echter geen enkele aanwijzing dat de inspecteur dat wist of had moeten weten of dat dat adres ooit als correspondentieadres aan de inspecteur is doorgegeven.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de naheffingsaanslagen dus correct bekendgemaakt.
4.8.
De vraag die de rechtbank dan nog moet beantwoorden is of redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Als het redelijkerwijs niet aan hem is te wijten dat de bezwaren te laat zijn ingediend, zijn die bezwaren toch ontvankelijk. De bewijslast dat deze situatie zich voordoet, rust op belanghebbende.
4.9.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij zijn adreswijziging in een brief in juli 2017 aan de gemeente heeft bekendgemaakt. Dat impliceert dat de gemeente toen al het adres in de VS in de BRP had moeten vermelden, wat tot gevolg zou hebben gehad dat de naheffingsaanslagen naar de VS zouden zijn gestuurd en belanghebbende er dus tijdig kennis van had kunnen nemen.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in juli 2017 daadwerkelijk de in 4.1 weergegeven brief heeft verzonden. Er is ook geen bewijs dat de gemeente die brief ooit heeft ontvangen. De rechtbank is daarom van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het redelijkerwijs niet aan hem is te wijten dat de gemeente zijn adres in de VS niet in of rond juli 2017 in de BRP heeft geregistreerd.
4.11.
Het voorgaande betekent dat de inspecteur de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.12.
Aan belanghebbende zijn naast de naheffingsaanslagen nog diverse andere aanslagen opgelegd met dagtekeningen gelegen in de periode tussen 19 juli 2018 en 13 oktober 2022. Toen stond belanghebbende niet meer in de BRP ingeschreven. Volgens belanghebbende is bij die aanslagen sprake van willekeur. Over die aanslagen kan de rechtbank echter niet oordelen omdat zij geen onderdeel zijn van deze beroepsprocedure.
Is sprake van verjaring?
5. Belanghebbende heeft ter zitting nog gesteld dat de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 is verjaard omdat meer dan vijf jaren zijn verstreken sinds het opleggen van de naheffingsaanslag en de Ontvanger de verjaringstermijn niet heeft gestuit. De inspecteur heeft een overzicht overgelegd van invorderingsmaatregelen met betrekking tot deze aanslag. De rechtbank heeft geen reden aan de juistheid daarvan te twijfelen. Uit het overzicht blijkt dat de verjaring steeds tijdig is gestuit. Dat de stuitingsmaatregelen tot 2020 belanghebbende niet hebben bereikt, is veroorzaakt door de onjuiste inschrijving in de BRP en het niet doorgeven van het adres in de VS. De laatste stuiting dateert van 21 februari 2024.

Conclusie en gevolgen

6. De bezwaren zijn terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepen. De beroepen zijn ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.J.M. Wouters, griffier, op 23 april 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.