Uitspraak
2.De verdere beoordeling
De rechtbank ziet ook dat beide ouders veel van [minderjarige] houden en het beste met haar voor hebben. Voor moeder is daarin belangrijk dat er voldoende aandacht is voor de (medische) zorg die [minderjarige] nodig heeft en haar structuur en balans en voor vader is daarin ook heel belangrijk dat [minderjarige] tijd kan doorbrengen met het gezin van vader en [minderjarige]’s halfzus die ook in de even weken bij hem is. De ouders zijn hierin de afgelopen periode een heel eind nader tot elkaar gekomen, maar verschillen nog op enkele punten van standpunt over hoe de definitieve zorgregeling er uit zou moeten komen te zien. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat beide ouders het er over eens zijn dat [minderjarige] in de even weken bij de man verblijf tot zondagavond 19.00 uur, maar in geschil is nog de vraag of dit dan, zoals de vrouw voorstelt, vanaf dinsdag na school moet zijn, of, zoals de man voorstelt, vanaf maandag 17.00 uur. Nu partijen hierover tijdens de mondelinge behandeling niet tot overeenstemming zijn gekomen, zal de rechtbank daaromtrent als volgt beslissen.
De rechtbank is van oordeel dat een zorgregeling waarbij [minderjarige] in de even weken bij de man is van maandag 19:00 uur tot en met zondag 19:00 uur, waarbij de man [minderjarige] ophaalt en weer terugbrengt bij de vrouw, het meest passend en in het belang van [minderjarige] te achten is. De rechtbank vindt dat hiermee zo veel mogelijk aan de wens van [minderjarige], om om de week bij haar ouders te wonen, wordt voldaan op een manier die ook tegemoet komt aan hetgeen door de vrouw en de man tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht. Door de zorgregeling maandag om 19:00 uur te laten starten kan [minderjarige] de schoolweek rustig opstarten bij de vrouw en op maandag na school eventueel nog huiswerk maken bij de vrouw. [minderjarige] kan dan verder in alle rust haar spullen pakken voordat ze naar de man gaat. Een dergelijke zorgregeling geeft minder wisselmomenten voor [minderjarige] en meer rust dan de voorlopige zorgregeling, een wens die door beide ouders naar voren is gebracht. Daarbij heeft de man toegezegd dat hij zo veel mogelijk thuis gaat zijn op de dinsdagochtenden dat [minderjarige] er is, waardoor dit wel extra ‘quality time’ voor hem en [minderjarige] en [minderjarige] en haar halfzus oplevert. Daarnaast heeft de man aangegeven de zorgen van de vrouw serieus te nemen. De man is in staat om voor [minderjarige] te zorgen en heeft dat de afgelopen tijd ook gedaan. Daarnaast geven beide partijen aan dat [minderjarige] inmiddels goed in staat is om haar medische zorg zelf uit te voeren en dit, zowel bij de vrouw als bij de man, ook veelal doet. Voor de vraag of het verblijf van [minderjarige] bij de man op maandag dan wel dinsdag moet aanvangen, lijkt dit dan ook geen beslissende factor te zijn. Nu partijen het erover eens zijn dat de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld, zal de rechtbank ten aanzien van de vakanties en feestdagen dienovereenkomstig beslissen.
3.De beslissing
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.