In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.S. Yap, verzocht om de echtscheiding van het huwelijk dat in 2014 was voltrokken, en om het éénhoofdig gezag over hun minderjarige zoon. De man was niet verschenen op de mondelinge behandeling, ondanks dat hij opgeroepen was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft, terwijl de nationaliteit van de man onbekend is, vermoedelijk Somalisch. De rechtbank oordeelde dat de vrouw ontvankelijk was in haar verzoek, ondanks het ontbreken van een ouderschapsplan, omdat partijen al jaren duurzaam van elkaar gescheiden leven en er geen contact meer is tussen hen. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen, omdat het huwelijk duurzaam ontwricht was. Tevens is het verzoek van de vrouw om haar alleen met het gezag over de minderjarige te belasten toegewezen, omdat de man niet in staat is om het gezag uit te oefenen. Het verzoek van de vrouw om het hoofdverblijf van de minderjarige bij haar te vestigen is afgewezen, omdat er geen geschil meer was over het gezamenlijk gezag. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar de echtscheiding zelf kan pas ingaan na inschrijving in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft de griffier opgedragen om een aantekening van de gezagsbeslissing te maken in het centraal gezagsregister.