ECLI:NL:RBZWB:2025:2454

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
C/02/433261 / JE RK 25-525
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedtaken in het belang van minderjarigen met forse zorgen om de opvoedsituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedtaken voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de zorgen van de gecertificeerde instelling (GI) over de opvoedsituatie bij de vader serieus genomen, maar heeft het verzoek tot ontzegging van contact tussen de vader en de kinderen afgewezen. De ouders zijn verwikkeld in een langdurige strijd, wat leidt tot instabiliteit en onveiligheid voor de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige 5-2-2-5 regeling te belastend is voor de kinderen en heeft besloten om over te gaan naar een week-om-week regeling. Dit houdt in dat de kinderen in de even weken bij de moeder verblijven en in de oneven weken bij de vader. De wisselmomenten zullen plaatsvinden op maandag, zodat de ouders beperkt contact met elkaar hebben. De kinderrechter heeft benadrukt dat er intensieve opvoedondersteuning nodig is voor beide ouders om de situatie te verbeteren en de kinderen een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de wijziging van de zorgregeling onmiddellijk kan ingaan, ondanks een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/433261 / JE RK 25-525
Datum uitspraak: 11 april 2025
(Nadere) beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedtaken
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie ’s-Hertogenbosch,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over de minderjarigen:
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2014 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 1],
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2017 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
wonende in [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
[de vader],
wonende in [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.J.H.E. Jeurissen te Breda.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het nadere procesverloop

1.1.
Het nadere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 20 maart 2025 en alle daarin genoemde stukken;
- het verweerschrift met bijlagen van 27 maart 2025 ingediend door mr. Jeurissen, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 maart 2025. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] uitgenodigd om haar mening te geven. [minderjarige 1] heeft hierover op 27 maart 2025 een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.3.
Er is sprake van een co-ouderschapsregeling. In het ouderschapsplan van 5 oktober 2022 hebben de ouders afspraken gemaakt over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven op basis van een 5-2-2-5-regeling evenveel bij de vader als bij de moeder. Zij verblijven maandag en dinsdag bij de vader, woensdag en donderdag bij de moeder, in de oneven weekenden bij de vader en in de even weekenden bij de moeder.
2.4.
Bij beschikking van 5 september 2024 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 5 september 2024 tot 5 september 2025.
2.5.
Bij voornoemde beschikking van 20 maart 2025 heeft de kinderrechter het verzoek van de GI om zonder voorafgaand horen van belanghebbenden te beslissen op het verzoek om de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen afgewezen. De inhoudelijke behandeling van het verzoek heeft de kinderrechter aangehouden tot de mondelinge behandeling van 28 maart 2025.

3.De (resterende) verzoeken

3.1.
De GI verzoekt:
- Op grond van artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt te wijzigen:
- de vader wordt het recht op contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ontzegd totdat hulpverlening kan starten;
- waarna de vader en de kinderen ten minste begeleid contact hebben met elkaar en de GI de regie voert over de duur, frequentie, plaats en vorm (al dan niet begeleid)
- De beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De vader voert verweer en vraagt in dat kader de verzoeken van de GI af te wijzen, dan wel een tijdelijke zorgregeling vast te stellen, waarbij de kinderen ten minste één weekend per 2 weken in de oneven weken van vrijdag 9:30 uur tot woensdag 9:30 uur (in de even weken) bij de vader verblijven, dan wel een (andere) tijdelijke zorgregeling vast te stellen die de kinderrechter geraden acht.

4.Het standpunt van de GI

4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI, samengevat, het volgende aangevoerd. Er is sprake van een complexe echtscheiding, waarbij de ouders zijn verwikkeld in een onderlinge strijd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden belast met deze strijd en hierbij soms ook betrokken of ingezet. Beide ouders communiceren op dit moment verwijtend en op conflictueuze manier naar elkaar. De GI maakt zich daardoor al langere tijd zorgen over het gebrek aan basisveiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De afgelopen periode zijn deze zorgen toegenomen vanwege zorgelijke signalen over de opvoedsituatie bij de vader. Beide kinderen hebben individueel en op verschillende plekken uitspraken gedaan die kunnen duiden op kindermishandeling door de vader. [minderjarige 2] heeft op school aangegeven dat de vader haar slaat en daarbij naar haar achterhoofd gewezen. Ook heeft zij tijdens een gesprek met de onderwijsassistente aangegeven dat zij bang is voor haar vader en dat zij door hem geslagen zou worden. Daarbij maakte zij ook bewegingen en liet zij een blauwe plek onder haar spalkje zien. [minderjarige 2] kampt met een ontwikkelingsachterstand en diverse beperkingen. Zij is zeven jaar oud maar heeft een ontwikkelingsleeftijd van een kind van twee jaar oud. Gezien de kind-eigen problematiek van [minderjarige 2] lijkt het de GI onwaarschijnlijk dat zij bovenvermelde signalen heeft afgegeven onder druk/door manipulatie van de moeder, zoals de vader als verklaring heeft aangegeven. [minderjarige 1] heeft eveneens zorgelijke signalen laten zien. [minderjarige 1] heeft verteld dat de vader vaak aan haar vraagt of hij haar of haar zusje slaat. [minderjarige 1] weet dan niet wat zij moet antwoorden. Ook heeft [minderjarige 1] aangegeven dat zij zich niet altijd veilig voelt bij haar vader. [minderjarige 2] maakt [minderjarige 1] vaak wakker wat zorgt voor een onderbroken nachtrust. [minderjarige 1] heeft daarnaast aangegeven het niet leuk te hebben bij haar vader.
4.2.
Dit is niet de eerste keer dat er signalen over mogelijke kindermishandeling van [minderjarige 2] zijn binnengekomen. [minderjarige 1] heeft al eerder aangegeven dat haar zusje geslagen zou worden. Ook bestonden er al forse zorgen over onder meer de opvoedvaardigheden van de vader, de ouderstrijd, het niet houden aan de afspraken in het ouderschapsplan en het niet houden aan de afspraken met de GI. [minderjarige 2] heeft nooit eerder zelf signalen laten zien waardoor niet eerder is verzocht om de zorgregeling stop te zetten. De nieuwe signalen in combinatie met de bestaande zorgen en de kind-eigen problematiek van [minderjarige 2] maken dat de GI de kans groot acht dat er sprake is van acute onveiligheid voor de kinderen in de thuissituatie bij de vader. De GI acht het op dit moment niet verantwoord dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog langer bij hun vader verblijven zolang er nog geen zicht is op hun veiligheid en de opvoedvaardigheden van de vader. De GI heeft Prisma bereid gevonden om intensieve opvoedondersteuning te bieden, maar zij hebben wel een wachtlijst van zes weken. De GI benadrukt dat zij niet wil dat de kinderen de vader niet meer zien, maar dat het contact tussen hen niet kan plaatsvinden zonder begeleiding van een professionele instantie. De GI weet niet wat er is gebeurd, maar de uitspraken van de kinderen zijn hoe dan ook zorgelijk. Als het wel is gebeurd, zijn de kinderen niet veilig geweest bij de vader. Als het niet is gebeurd en de kinderen zijn gemanipuleerd door de moeder is het ook erg zorgelijk. Totdat de intensieve opvoedondersteuning kan starten, kan de GI de contactmomenten initiëren.
4.3.
De GI benadrukt daarbij dat hulpverlening ook noodzakelijk is in de thuissituatie van de moeder en dat Prisma daar ook toe bereid is. Daarnaast begrijpt de GI niet waarom de ouders een co-ouderschapregeling hebben vastgesteld terwijl zij niet met elkaar kunnen communiceren. De strijd tussen de ouders heeft tot gevolg dat de kinderen continu op hun hoede zijn en klem zitten tussen de ouders. Het is ook zorgelijk dat de vader de kinderen heeft opgenomen terwijl hij vroeg of zij bang voor hem waren. Dit zorgt ervoor dat de spanningen bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog meer toenemen. Kortom hebben beide ouders hulpverlening nodig om uit de strijd te komen en zicht te krijgen op hun opvoedvaardigheden. Tot slot geeft de GI mee dat een 5-2-2-5-regeling niet geschikt is voor ouders die geen afspraken met elkaar kunnen maken. De GI gunt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] rust en daarvoor zou op termijn een zorgregeling met minder wisselmomenten passend zijn.

5.De standpunten van belanghebbenden

5.1.
Door en namens de vader is, samengevat, aangevoerd dat hij zich verzet tegen het verzoek van de GI. De wisselwerking tussen de ouders is het grootste probleem. De dynamiek tussen hen is ernstig verstoord. De vader vindt het lastig dat de moeder niets met hem overlegt, hem niet informeert en de afspraken uit het ouderschapsplan niet nakomt over met name de medische zaken, school en de financiële regeling. Vanwege deze punten heeft de vader een verzoek tot onder andere wijziging hoofdverblijfplaats ingediend bij de rechtbank. Met instemming van beide ouders is in september 2024 een ondertoezichtstelling uitgesproken. De vader hoopte dat een gezinsvoogd zou kunnen bijdragen aan een herstel van communicatie en aan de nakoming van gemaakte afspraken. Helaas bleek dat niet het geval. Er zijn het afgelopen half jaar geen concrete stappen gezet en er is nog geen hulpverlening ingezet.
5.2.
De GI geeft aan dat er diverse zorgelijke signalen zijn binnengekomen. In de rapportage van de school staat dat [minderjarige 2] wisselende signalen heeft afgegeven. De vader vindt het ten eerste bezwaarlijk dat deze rapportage niet aan hem is verstrekt. Daarbij komt dat enkel de vermelding dat er wisselende signalen zouden zijn afgegeven, de toewijzing van het verzoek niet rechtvaardigt. Ook de stelling van de GI dat de problematiek van [minderjarige 2] maakt dat zij waarschijnlijk niet onder druk/manipulatie van de moeder signalen heeft afgegeven, is onjuist. [minderjarige 2] heeft een ontwikkelingsleeftijd van ongeveer vijf jaar, en niet twee jaar zoals de GI stelt, waardoor zij wel degelijk beïnvloedbaar is door derden. Ook in de uitspraken van [minderjarige 1] ziet de vader geen reden om het verzoek toe te wijzen. Het feit dat [minderjarige 1] zegt niet te begrijpen waarom de vader haar vraagt of zij wordt geslagen impliceert juist dat zij niet wordt geslagen. De vader heeft daarbij zorgen over hetgeen de moeder (indirect) deelt met de kinderen. De kinderen zijn aanwezig bij gesprekken waarin de moeder haar zorgen over de vader uit en de kinderen doen uitspraken die niet passend zijn bij hun ontwikkeling en leeftijd. De vader kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] veelvuldig aan beschuldigingen aan zijn adres worden blootgesteld. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] komen daardoor in een loyaliteitsconflict terecht.
5.3.
De vader erkent dat de uitspraken van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zorgelijk zijn. Het baart hem ook zorgen als de moeder de kinderen onder druk zou hebben gezet. De vader vindt daarom dat er meer zicht moet komen op de opvoedsituaties bij beide ouders. Het is een te rigoureuze maatregel om direct al het (onbegeleide) contact tussen hem en zijn kinderen te ontzeggen. Gezien de leeftijd van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is contact met beide ouders zeer belangrijk. De vader vreest dat het stopzetten van het contact een enorme impact op de kinderen zal hebben. De vader zal door [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden gecriminaliseerd. Daarbij kunnen zij zich geen eigen beeld van de vader meer vormen en zullen zij volledig afhankelijk zijn van hetgeen de moeder met hen deelt. De man vreest dat de kinderen daardoor uiteindelijk helemaal geen contact meer met hem willen. Wat het opnemen van [minderjarige 1] betreft, geeft de vader aan dat dat een wanhoopsactie was. Hij heeft de GI meerdere keren benaderd maar de GI is daar niet op ingegaan. De vader heeft het gevoel alsof hij zich continu moet verdedigen. De beschuldigingen raken de vader heel erg.
5.4.
Ook maakt de vader zich zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] indien het verzoek van de GI wordt toegewezen. De vader is namelijk degene die (vrijwel) alle afspraken voor de kinderen regelt en met hen naar de afspraken gaat. Hij vreest dat de kinderen, door het stopzetten van het contact tussen hen en de vader, niet de hulp zullen krijgen die zij nodig hebben, of niet tijdig, met een stagnering van hun ontwikkeling tot gevolg. Gelet op het voorgaande is niet voldaan aan de vereisten voor de ontzegging van contact tussen de vader en zijn kinderen. De contactmomenten tussen de vader en de kinderen leveren geen ernstig nadeel op voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader acht juist continuering van de huidige regeling en inzet van de benodigde hulpverlening in het belang van de kinderen. De vader verzoekt daarom het verzoek van de GI af te wijzen. Indien de kinderechter een wijziging van de zorgregeling op zijn plaats acht, verzoekt de vader als tijdelijke regeling een beperktere zorgregeling te bepalen dan wel een zorgregeling te bepalen die de kinderrechter in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] acht.
5.5.
Tot slot erkent de vader dat co-ouderschap op deze manier niet werkt tussen de ouders. Hij staat open voor parallel solo ouderschap, maar de moeder niet. De advocaat stelt voor om een week-om-week-regeling te bepalen, zodat de wisselingen worden beperkt, met inzet van intensieve opvoedondersteuning. De wisselingen kunnen dan plaatsvinden voor of na school zodat de ouders niet met elkaar in contact hoeven te treden.
5.6.
De moeder heeft, samengevat, aangevoerd dat zij achter het verzoek van de GI staat. Zij erkent dat co-ouderschap op deze manier voor haar en de vader niet werkt. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] komen altijd gefrustreerd terug van hun vader en vertonen weerstand als zij naar hem toe moeten. Vooral [minderjarige 2] heeft daar veel last van. Zij slaapt vanaf oktober slecht en heeft veel last van nachtmerries. Het kost de moeder en haar partner veel energie om de kinderen iedere keer weer op te lappen als zij terugkomen van hun vader. De moeder probeert de kinderen buiten de ouderstrijd te houden. Desondanks ziet zij dat haar kinderen veel meekrijgen. Zij ziet de onzekerheid die haar kinderen hebben. [minderjarige 2] heeft last van woedeaanvallen en huilbuien. [minderjarige 1] vertoont veel signalen van stress. De moeder neemt het de vader kwalijk dat hij vaak provocerend gedrag vertoont richting haar in het bijzijn van de kinderen. Dit levert alleen maar meer stress en spanningen bij hen op. De moeder gunt haar kinderen rust en stabiliteit.

6.Het advies van de Raad

6.1.
De Raad heeft, samengevat, geadviseerd het verzoek van de GI toe te wijzen. De Raad benadrukt dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van beide ouders. De aanhoudende ouderstrijd tussen hen is zeer problematisch en belastend voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad waarschuwt de ouders dat als zij op deze manier doorgaan, een uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet uitgesloten is. Er dient daarom met spoed intensieve opvoedondersteuning ingezet te worden. Gelet op de situatie en de belasting van de kinderen is de afgesproken 5-2-2-5-regeling tussen de ouders niet passend. Op dit moment zijn de zorgen over de (emotionele) veiligheid van de kinderen bij de vader groter vanwege onder meer de signalen van kindermishandeling, de belastende vragen die de vader aan de kinderen stelt en het feit dat [minderjarige 1] heeft gezegd het niet fijn te hebben bij haar vader. Zes maanden geleden waren er al signalen van kindermishandeling in de thuissituatie bij de vader. Ongeacht of dit ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, zijn deze signalen zorgelijk. De zorgen zijn de afgelopen periode alleen maar toegenomen door de uitspraken die [minderjarige 2] en [minderjarige 1] op school hebben gedaan. Daarom kan de Raad zich vinden in het verzoek van de GI om de contactmomenten tussen de vader en de kinderen enkel begeleid te laten plaatsvinden totdat de intensieve hulpverlening kan starten. De Raad benadrukt dat dit een tijdelijke situatie moet zijn. De opvoedondersteuning dient zeer intensief te zijn waarbij het contact tussen de vader en de kinderen zo snel mogelijk uitgebreid moet worden.
6.2.
De Raad geeft de GI tot slot mee dat zij met de vader dient te kijken naar emotieregulatie omdat is gebleken dat hij onvoldoende controle over zijn emoties heeft. Voor de moeder is het van belang dat zij ondersteuning krijgt om zich aan afspraken te houden. Ook dient de zorgregeling aangepast te worden omdat de 5-2-2-5-regeling te belastend is voor de kinderen. De ouders dienen onder strakke regie van de GI een zorgregeling te bepalen die minder belastend is en minder overeenstemming tussen de ouders behoeft.

7.De (nadere) beoordeling

Het wettelijk kader
7.1.
Op grond van artikel 1:265g lid 1 BW kan de kinderrechter gedurende de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedtaken wijzigen of vaststellen indien dat in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
Inhoudelijke beoordeling
7.2.
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge
behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek van de GI afgewezen dient te worden, in die zin dat de vader niet het (onbegeleide) contact met de kinderen ontzegd zal worden. Wel zal de verdeling van de zorg- en opvoedtaken door de kinderrechter worden aangepast. De kinderrechter zal een een andere tijdelijke zorgregeling vaststellen die zij in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] acht, inhoudende dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de even weken bij de moeder verblijven en in de oneven weken bij de vader. De kinderrechter zal haar beslissing hieronder toelichten.
7.3.
Er zijn forse zorgen om [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Al geruime tijd ervaren zij instabiliteit en onveiligheid in hun opvoedsituatie. De ouders zijn langdurig verwikkeld in een onderlinge strijd. Deze situatie is zeer belastend voor de kinderen en schaadt hen in hun ontwikkeling. De zorgen om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn de afgelopen periode toegenomen vanwege de zorgelijke uitspraken die zij hebben gedaan die mogelijk duiden op kindermishandeling van de vader richting hen. De kinderrechter is, evenals de GI, van oordeel dat deze signalen uiterst serieus genomen moeten worden. Desondanks is het de kinderrechter onvoldoende duidelijk geworden in welk kader zij deze signalen moet plaatsen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten volledig klem tussen de ouders. Kinderen die langdurig klem zitten tussen hun ouders, kunnen om zelf te overleven, gaan kiezen voor een van de ouders. Dit lijkt ook bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te zijn gebeurd. Het is onduidelijk waar de weerstand van de kinderen richting hun vader vandaan komt. Mede daardoor kan de kinderrechter niet uitsluiten dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zorgelijke uitspraken hebben gedaan vanwege het loyaliteitsconflict waarin zij zich bevinden. Ook is de kinderrechter gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] veel meekrijgen van de ouderstrijd en de zorgen die de ene ouder over de andere ouder heeft. Die omstandigheden kunnen de uitingen die de kinderen doen ook beïnvloeden. Daarnaast heeft de kinderrechter geen andere aanknopingspunten gevonden die de signalen van de kinderen bevestigen. Daarbij neemt de kinderrechter in aanmerking dat er geen forse zorgen uit het kindgesprek met [minderjarige 1] naar boven zijn gekomen. Gelet op voornoemde omstandigheden kan de kinderrechter onvoldoende vaststellen of er sprake is van acute onveiligheid in de thuissituatie van de vader.
7.4.
De kinderrechter benadrukt dat zij de zorgen niet wil bagatelliseren. De uitspraken van de kinderen en hun opvoedsituatie baren de kinderrechter ernstig zorgen. Desalniettemin ziet de kinderrechter dat er zorgen zijn in de opvoedsituatie bij beide ouders en niet alleen bij de vader. Daarbij komt dat beide ouders in een strijd verkeren en de kinderen (onbewust) belasten met zorgelijke uitspraken over de andere ouder. De kinderrechter acht daarom het volledig stopzetten van het contact tussen de vader en de kinderen, dan wel het enkel hebben van zeer beperkt begeleid contact, niet in het belang van de kinderen. De kinderen vertonen reeds weerstand richting de vader. Wanneer het contact wordt stopgezet, is het risico te groot dat die weerstand alleen maar zal toenemen omdat de kinderen dan worden bevestigd in die gevoelens. De kinderrechter acht het risico te groot dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verder van de vader gaan vervreemden en uiteindelijk geen contact meer met de vader willen. Gelet op het voornoemde is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek van de GI afgewezen dient te worden.
7.5.
Tegelijkertijd stelt de kinderrechter vast dat er forse zorgen zijn en het noodzakelijk is dat er intensieve opvoedondersteuning wordt ingezet in de thuissituatie van beide ouders. Beide ouders hebben aangegeven rust en stabiliteit te wensen voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter is van oordeel dat dat op dit moment niet bereikt kan worden met de huidige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zijnde een 5-2-2-5-regeling. Gebleken is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] spanningen ervaren bij de wisselmomenten. De vele wisselmomenten in de huidige regeling maken daarom ook dat deze regeling te belastend is voor de kinderen. Daarnaast dienen de ouders met deze regeling vaker te communiceren wat tot gevolg heeft dat de kinderen vaker getuige zijn van de ouderstrijd en de belastende uitingen van de ene ouder richting de andere ouder. Daarom is de kinderrechter van oordeel dat een nieuwe verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met minder wisselingen in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. De kinderrechter bepaalt dat de regeling per direct wordt veranderd in een week-om-week-regeling, waarbij de kinderen in de even weken bij de moeder zullen verblijven en in de oneven weken bij de vader. De wisselmomenten zullen plaatsvinden op maandag voor én na school, zodat de ouders beperkt worden in het contact met elkaar.
7.6.
Tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter gebleken dat de ouders beiden duiken in hun eigen talent. De vader is goed in het nakomen van afspraken en de moeder heeft juist meer oog voor het loslaten van regels. Gebleken is dat de ouders dit enorm in elkaar versterken wat tot gevolg heeft dat de kinderen bij de moeder veel vrijheid ervaren en bij de vader een verstikkend gevoel ervaren. De ouders willen beiden rust en stabiliteit voor hun kinderen. De kinderrechter benadrukt de ouders dat zij hiervoor verantwoordelijk zijn. Daarbij dienen zij te beseffen dat zij elkaar niet kunnen veranderen, maar wel naar hun eigen aandeel kunnen kijken. Iedere keer dat de ouders weer in een strijd verkeren, worden zij dieper in de afgrond getrokken én nemen zij de kinderen mee. De ouders moeten de strijdbijl begraven en de kinderen nimmer meer in hun strijd betrekken. De ouders hebben beiden intensieve hulpverlening nodig om dit te bewerkstelligen en te zorgen voor een veilige en stabiele opvoedomgeving voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Daarbij doet de kinderrechter een dringend beroep op de moeder om meer actief te worden in het maken, en nakomen, van afspraken die belangrijk zijn voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Aan de vader wordt een dringend beroep gedaan om juist niet zo op regels te hameren en de situatie te leren loslaten.
7.7.
De kinderrechter benadrukt tot slot dat van de GI verwacht mag worden dat zij stevig de regie voert in deze casus en met spoed de noodzakelijke hulpverlening in zal zetten. Daarbij adviseert de kinderrechter om met de ouders in gesprek te gaan betreffende het ouderschapsplan. Gelet op de dynamiek tussen de ouders dient alles wat noodzaakt tot overleg er uit te worden gehaald en dienen er geen afspraken te worden opgenomen die vragen om (continue) rechtstreekse communicatie tussen de ouders.
Uitvoerbaar bij voorraad
7.8.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
7.9.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
wijst het verzoek van de GI tot ontzegging van het contact tussen vader en de kinderen en begeleid contact onder regie van de GI af;
8.2.
bepaalt dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopiggewijzigd wordt in die zien dat:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de even weken bij de moeder verblijven;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de oneven weken bij de vader verblijven;
- de wisselmomenten plaatsvinden op maandag. De ouder bij wie [minderjarige 1] en
[minderjarige 2] de voorafgaande week hebben verbleven zorgt ervoor dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
op maandagochtend naar school worden gebracht. De andere ouder zorgt ervoor dat
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] als start van diens week op maandagmiddag van school worden
opgehaald.
- Indien [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geen school hebben op de maandag vindt het
wisselmoment plaats op maandag om 9:30 uur, waarbij de ouder wiens week
eindigt, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar de andere ouder brengt.
8.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
8.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2025 door mr. Tempel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van der Linde als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.